Seksueel misbruikte jongens in het jappenkamp

TRAUMA

Seksueel misbruikte jongens in het Jappenkamp

De hedendaagse man heeft het niet makkelijk. Dat zegt bijvoorbeeld Camille Paglia in haar recent verschenen werk Sexual Personae. En dat schrijft ook Haye van der Heiden in zijn laatste boek “Jij bent steeds een ander”: ‘Voor de vrouw wordt modieus goed gezorgd door het feminisme’, klaagt hij, ‘maar mannen hebben ook zo hun grieven. Grieven daarover ze (overigens voornamelijk van elkaar) niet mogen praten. De cultuur van mannelijkheid is er een van zwijgen. Over man-zijn praat je niet, man-zijn doe je. Ondertussen staat die individuele, rationele, sterke man er wel mooi alleen voor, zonder mannenhuis of Opzij, stilletjes worstelend met zijn problemen en angsten. De feministische golven hadden hem niet nodig als rots in de branding. Hij zag zich daarentegen overspoeld door een stroom van verwijten en moet nu met lede ogen aanzien dat, zoals sommigen’ van hen menen, ‘de rollen zijn omgedraaid’. De rollen zijn natuurlijk bij lange na niet omgedraaid, maar waar de emancipatie van vrouwen er toe heeft geleid dat bepaalde, zaken door en voor vrouwen bespreekbaar zijn geworden, ligt bij mannen veel nog in de taboesfeer. Zo staat de maatschappelijke
aandacht voor seksueel misbruikte mannen in geen verhouding tot hun aantal. Maar taboes zijn er om te worden doorbroken, en’ van verschillende kanten wordt nu dan ook het taboe op mannen als slachtoffer van seksueel misbruik onder vuur genomen. , ‘Het onderwerp kwam pas in 1987 echt ter sprake, op het Internationale incest Congres In Zürich.

huisv.jpg

In 1991 besteedde in Nederland een aantal televisie- en radioprogramma’s (zoals Rondom Tien van de NCRV en Shappoo van de Ikon) aandacht aan Jongens en mannen met seksueel-misbrulkervaringen, en onlangs verscheen het boek Er zijn geen namen voor: Jongens als slachtoffer van seksueel misbruik van de andragoog Jos van den Broek. In de hulpverlening worden schoorvoetend een paar eerste stappen; zo heeft de VSK, de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling binnen het Gezin, enige tijd geleden een speciale mannentherapiegroep in het leven geroepen, waar – erg genoeg – veel belangstelling voor bleek te zijn. . Ook bij ‘Op de man af’, een symposium dat het Psychoanalytisch Instituut Utrecht onlangs organiseerde, kwam het onderwerp aan de orde. J. N. Schreuder, psychiater en directeur van de Stichting Centrum ’45, sprak daar over seksueel misbruik van jongens, en wel in de lugubere context van de Japanse interneringskampen in de Tweede Wereldoorlog.

Een misstand die relatief onbekend is gebleven maar vrij vaak blijkt te hebben plaatsgevonden en die voor verschillende slachtoffers in hun latere leven een dubbel trauma tot gevolg had. ‘Honderd moeders en geen vader’ was de titel van Schreuders lezing, hetgeen precies de situatie omschrijft van jonge jongens die tildens de oorlog in Nederlands-Indië door de Japanners in vrouwenkampen werden geinterneerd. Zij hadden niet alleen te maken met de angsten en dreigingen van de oorlogssituatie, ook waren zij gescheiden van hun vader en bovendien werden verschillende van hen seksueel misbruikt, hetzij door de Japanse bezetter, hetzij door vrouwen uit het interneringskamp. Over de rol van seksuele gevoelens en gedragingen in de kampen is vrijwel niet geschreven, maar dit is volgens Schreuder ook niet zo voor de hand liggend als het over vervolging en internering gaat. Schreuder kwam In zijn werk met oorlogsgetraumatiseerden echter steeds vaker ook seksuele traumatisering tegen. Had hij eerst nog de indruk dat dit incidenteel was, nu ziet hij een lijn in het steeds terugkerende verhaal van verschillende cliënten uit zijn psychiatrische praktijk. Bij het testen van posttraumatische stoornissen in Centrum ’45 bleken van 27 slachtoffers van de Japanse kampen er zes (vier mannen en twee vrouwen) als kind tijdens de internering seksueel te zijn misbruikt. In zijn eigen praktijk is Schreuder in de loop der jaren bij zo’n 25 tot 30 cliënten dit dubbele trauma tegengekomen. Een -ex-geïnterneerde was niet in staat om tijdens zijn – psychotherapie met een. mannelijke psychotherapeut in één kamer’ te zitten. Dit bleek terug te voeren op het feit dat zijn moeder hem naar een Japanse luitenant had gebracht, die seksuele spelletjes met hem deed en hem enkele keren misbruikte. In ruil daarvoor kreeg de moeder rijst. Een tweede man werd samen met zijn zusje naar een Japanse kampcommandant gebracht. Op latere leeftijd was hij niet in staat andere mannen een hand te geven; dit riep een te sterke spanning bij hem op. Dat verhalen als deze tot nu toe weinig werden gehoord, komt volgens Schreuder door twee factoren. In de eerste plaats door het maatschappelijk taboe dat rust op de jongen als slachtoffer van seksueel misbruik, in de tweede plaats door de situatie in de kampen. Als daar iets voorviel moest het strikt geheim blijven, want de Japanners hadden te maken met een streng verbod op seksuele omgang met geïnterneerden. Bovendien hebben veel Jongens, door de afwezigheid van hun vader, In de Japanner een mannelijke identificatiefiguur gezocht en gevonden. In geval van verleiding en/of misbruik door de Japanner zou de jongen het gevoel hebben gehad dat hij er zelf aandeel in had, aldus Schreuder. De slachtoffers van toen ziin nu tegen de zestig. Waarom wordt dit probleem voor sommigen van hen nu pas actueel Schreuder: ‘De meest schokkende ervaringen zijn vaak het meest verdrongen. In het algemeen krijgen veel oorlogsgetraumatiseerden er pas laat last van. Daarnaast speelt de groeiende erkenning van het probleem een grote rol. Sinds een jaar of tien geldt dit voor oorlogstrauma’s, en de laatste jaren komt er voor de seksuele traumatisering van mannen wat meer aandacht. Dat maakt het makkelijker om erover te praten. Maar die erkenning gaat langzaam. Mannen zijn immers de daders en vrouwen de slachtoffers. Althans, volgens ‘het beeld dat wijd en zijd ingang heeft gevonden’, meent Jos van den Broek in zijn voornoemde boek. Maar dat beeld behoeft correctie. Jongens en mannen zijn net zo goed slachtoffer van seksueel misbruik en vrouwen blijken ook de dader te kunnen zijn, al is het vaker een man die misbruik pleegt. De reden dat jongens er vaak niet over praten is terug te voeren op de manier waarop zij worden grootgebracht, hun socialisatie. Van hen wordt verwacht dat zij sterk zijn en zichzelf kunnen beschermen, het initiatief nemen en emoties in de hand houden. Wat de samenleving als mannelijk ziet, gaat niet samen met slachtoffer-zijn. Bovendien leeft het idee dat mannen ‘altijd zin hebben’ en door Eveline Brandt op elke kans om te vrijen graag ingaan. Jongens tellen mee als ze veel ervaring hebben met vrouwen. Zij die zijn misbruikt door een vrouw, hebben in deze optiek ‘geluk’ gehad: ze waren er vroeg bij. In het boek van Van den Broek, dat Schreuder een ‘belangrijke bron’ voor zijn lezing en onderzoek noemt, Is sprake van seksueel misbruik als er lichamelijke contacten tegen de zin van het kind plaatsvinden of als het kind deze niet kan weigeren vanwege emotioneel overwicht of dwang van de dader. De machtsongelijkheid tussen het slachtoffer en dader en de onmogelijkheid te ontkomen telden In interneringskampen natuurlijk dubbel zwaar mee. Schreuder onderstreepte dan ook in zijn lezing dat in een kampsltuatie seksuele traumatisering een nog scherper en ernstiger effect heeft.
franseles.jpg

Over man-zijn praat je niet, man-zijn doe je. Maar hoe, als je bent opgegroeid in een Jappenkamp en daar seksueel werd misbruikt? Een dubbel trauma, waarop lang een taboe rustte.

Schreuder, momenteel de enige in Nederland die seksuele ervaringen in oorlogstijd bestudeert, is nu bezig zijn bevindingen wetenschappelijk te funderen en hoopt er eind dit jaar over te publiceren. Hij vindt de ‘grote verdienste van het boek van Van den Broek dat hij nu eens de aandacht vestigt op seksueel misbruik van mannen. Bovendien’, aldus Schreuder, ‘is hij geen psychiater, hij is andragoog, wat onderstreept dat dit een maatschappelijk probleem is en niet alleen een “ziekte” voor een “dokter”.’ Volgens Van den Broek is door gebrek aan kennis over seksueel misbruikte jongens, de hulpverlening er nog nauwelijks op ingesteld. Soman, de Stichting Ondersteuning Mannenwerk uit Utrecht, beaamt dit en schrijft in de onlangs uitgegeven brochure Hulpverlening aan mannelijke slachtoffers van seksueel geweld dat er in Nederland weinig opvangmogelijkheden en gespecialiseerde hulpverleners zijn voor misbruikte mannen. En dat terwijl uit onderzoeken die in Amerika en in Nederland zijn gedaan, blijkt dat ongeveer twintig tot dertig procent van de totale groep slachtoffers van het mannelijk geslacht is. Bovendien hebben jongens en mannen die slachtoffer zijn van seksueel geweld het In zekere zin nog moeilijker dan vrouwen en meisjes, meent Soman, daarbij wijzend op ‘de beeldvorming die mannen niet als slachtoffers maar hoogstens als daders kan zien’, en op ‘het doorgaans homoseksuele karakter van het geweld’. Maar als niemand ooit hoort over jongens als slachtoffer van seksueel misbruik, denkt een misbruikte man dat hij de enige is en komt hij er niet toe zichzelf als slachtoffer te benoemen. Van den Broek daarover: ‘De voortdurende ontkenning en minimalisering van het bestaan van seksueel misbruik van jongens draagt bij aan het voortbestaan ervan.’

De Groene Amsterdammer
17 juni 1992