Misbruik Eikenburg: verkrachting stopte toen ik bloedde
EINDHOVEN – Seksueel misbruik en mishandeling was tientallen jaren schering en inslag op het katholieke jongensinternaat Eikenburg in Eindhoven. Nergens in Nederland ging het er erger aan toe, blijkt uit een boek van onderzoeksjournalist Joep Dohmen.
Dit voorjaar kwamen verschillende verhalen in de media. Onderzoeksjournalist Joep Dohmen schreef een boek over misbruik bij verschillende katholieke instellingen in Nederland. Eikenburg viel op: “Van geen ander instituut waren er zóveel meldingen van vaak ernstig fysiek geweld.”
In het boek ‘Vrome zondaars’ van Dohmen wordt één hoofdstuk gewijd aan het misbruik op Eikenburg. Hierin vertelt Dolf zijn verhaal. “In zijn hok heeft hij (broeder Clemens) mij verkracht. Omdat ik begon te bloeden is hij gestopt.” Dolf kwam in 1956, als 11-jarig jongetje, naar Eikenburg. Groepsleider broeder Clemens wachtte hem op. Een psychopaat, merkte Dolf al snel, die over zijn groep heerste als een licht ontvlambare despoot en regelmatig jongens in elkaar sloeg. Jongens plasten van zenuwen in hun bed. Van broeder Clemens moesten de jongens hun bed met militaire precisie opmaken. De broeder trok het bovenlaken en de deken los om te controleren of het onderste laken vlak lag. En om de achterste rij kleren in de kast te controleren, gooide hij de voorste rij eruit. Deze terreur was er dag in, dag uit.
Verkrachting
Hiermee hielden de escapades van broeder Clemens niet op. Dolf was een van de jongens die bovendien slachtoffer werd van seksueel misbruik. “Na een paar weken werd ik ’s nachts wakker gemaakt op de slaapzaal. Broeder Clemens nam mij mee naar de kleedkamer. Ik moest op mijn knieën gaan zitten. Ik kreeg allerlei dekens over mij heen. Zo zat ik daar drie kwartier te transpireren. Ik was elf, begreep er helemaal niets van. Vervolgens moest ik hem bevredigen. Dat heeft zich nagenoeg wekelijks, een jaar lang, herhaald. Op allerlei mogelijke manieren. ’s Nachts gebeurde het geruisloos. Tussen de slaapzaal en de kleedkamer waar ik misbruikt werd, zaten twee deuren. Ik wist als kind niet wat me overkwam”, zegt Dolf in het boek.
“Op een dag kreeg ik van hem een tweede blauwe kaart. Ik moest een weekeinde blijven. Toen is het gebeurd. In zijn hok heeft hij mij verkracht. Omdat ik begon te bloeden is hij gestopt. Ik zie zijn handen nog voor me. Zo groot, ze gingen over mijn hele gezicht, hoofd en lichaam. Of ik schreeuwde of niet, het maakte niets uit. Hij was te sterk en te groot.”
Na anderhalf jaar was broeder Clemens opeens, zonder verklaring, verdwenen. Hij was afgevoerd naar de psychiatrische inrichting Sint Bavo in Noordwijkerhout. Dat was, net als Eikenburg, een instelling van de Broeders van Liefde.
‘Godsdienstige opvoeding’
Verscholen in de bossen lag het katholieke internaat Eikenburg aan de Aalsterweg in Eindhoven, ver weg van de buitenwereld. In 1849 werd het internaat geopend. De Broeders van Liefde hadden er de leiding. De broeders hadden als doel ‘de leerlingen een echt godsdienstige opvoeding te geven, hen gewoon te maken aan orde en regelmaat, ijver en goede omgangsvormen’. Voor de Broeders van Liefde is naastenliefde ‘de centrale opdracht in hun leven’. Gestart werd met een jongenspensionaat en een school voor lager en uitgebreid lager onderwijs, tevens voor de Broederopleiding. Later werden ook meisjes toegelaten. In hoogtijdagen telde Eikenburg 350 internen. Pensionaat Eikenburg ging in 1996 dicht, bij gebrek aan belangstelling.
In goede handen
Ouders dachten dat hun kinderen in goede handen waren bij de Broeders van Liefde. Het waren vooral zonen van middenstanders, diplomaten, industriëlen en Philips-managers die door hun ouders naar Eikenburg werden gestuurd. Slachtoffer Dolf zegt in het boek dat hij anderhalf jaar lang geen kant op kon. Wat hem het meest pijn had gedaan, was de mengeling van eenzaamheid, onveiligheid en heimwee. Zijn ouders zaten in het buitenland toen Dolf naar Eikenburg werd gestuurd. Toen ze weer terugkwamen, vertelde hij zijn ouders zijn verhaal, zonder alle details. Zijn vader ontplofte en wilde de broeders te lijf gaan. Maar zijn moeder hield hem tegen. Zij was bang voor de publiciteit en de beschadiging van hun goede naam. Ze dacht dat het ook wel meeviel.
Beerput
Dit voorjaar kwamen veel gevallen naar buiten van misbruik in katholieke instellingen. Onderzoeksjournalist Joep Dohmen en de Wereldomroep startten zelf een onderzoek. Met 423 slachtoffers werd gesproken. 35 slachtoffers van Eikenburg in Eindhoven vertelden hun verhaal. Onafhankelijk van elkaar vertelden ze gedetailleerd hoe zij en anderen tussen 1949 en 1984 waren misbruikt en mishandeld. Deze oud-leerlingen beschuldigen 23 broeders en een leek.
De rode draad in alle verhalen was zwaar fysiek geweld en seksueel misbruik. De broeders en leken konden jarenlang hun gang gaan. De leiding van het internaat faalde, zo staat in het boek. “Als er dan al werd ingegrepen, al dan niet gedwongen door een advocatenkantoor, dan volgde een stille verplaatsing van een broeder. De veiligheid van de kinderen had op geen enkel moment prioriteit.”
Braaksel opeten
Broeder Clemens was een van de mensen die werd overgeplaatst. Zijn naam werd vaak genoemd als dader van mishandeling en seksueel misbruik. “In de refter zat hij in de hoek bij de radio. Daar speelde hij met zijn grote bos sleutels. Als er rumoer was, gooide hij met de bos sleutels. Die moest een jongen dan terugbrengen. Als Clemens er zin in had, sloeg hij hem in elkaar. Was de broeder erg kwaad, dan trok hij in de eetzaal aan de punten van het tafelkleed en moesten de jongens de rotzooi opruimen. Op het menu stond vaak zure zult. Dat vonden veel jongens het vreselijkste voedsel op aarde. Wie het niet kon binnenhouden, moest zijn braaksel opeten. Opnieuw met veel slaag.”
Wriemelen
Niet alleen broeder Clemens werd door de slachtoffers genoemd. Gé Laarakkers kwam in 1958 op Eikenburg aan. Hij vertelt in het boek over broeder Nicasius. “Deze broeder toonde ook in de klas geen gêne. Hij wriemelde in de korte broeken van de jongens. Wij vroegen ons ’s morgens af wie die dag de aandacht van de broeder zou krijgen. Broeder Eusebius betastte me zelfs een keer toen ik bij hem achter op de fiets zat.”
Blote billen
Henri Looymans was negen jaar oud toen broeders in Eikenburg hem misbruikten en betastten. Onder hen was ook een voormalige directeur van het internaat. Op zijn kamer moest Henri zijn broek en onderbroek uitdoen, voor slaag op zijn blote billen. “Maar het ergste was een andere broeder, die mij op de slaapzaal kwam halen. Hij deed seksuele dingen met mij op zijn kamer en dwong mij dingen met hem te doen.”
Een andere oudleerling, Stef Josso, werd seksueel niet lastiggevallen. Zijn kwelgeest was een broeder die aan bodybuilding deed. Hij kon goed slaan en trappen. Stef werd stevig mishandeld. “Het was een ramp. Ik heb er nog steeds last van. Ik ben onder behandeling van een therapeut. Door die toestanden in Eikenburg kan ik niet omgaan met onmacht en onrechtvaardigheid. Als ik me machteloos voel en iets onrechtvaardigs ervaar, ga ik over de rooie.”
Razende broeder
Henk Overdevest werd in 1968 door zijn vader, een bollenkweker uit de kop van Noord-Holland, naar Eikenburg gestuurd. Al snel zag hij hoe een leerling werd mishandeld door broeder Johannes. Maanden later zag hij hoe deze broeder een jongen misbruikte. Een paar weken later werd Henk aangerand door een surveillant van de slaapzaal, een leek. En een paar weken later werd Henk door een razende broeder Johannes tegen de grond geslagen. Toch wilde Henk niet alle broeders over één kam scheren: “Gelukkig waren veel broeders heel anders. Er waren ook echte Broeders van Liefde. Maar het is echt ongelooflijk dat de engerds jarenlang hun gang konden gaan.”
Post
Hielden al deze misbruikte jongens, en later ook meisjes, dan altijd hun mond? Lieten ze nooit iets van het misbruik weten aan hun ouders? Elke zondagochtend mochten de jongens een brief schrijven aan hun ouders. De leiding van het pensionaat las alle in- en uitgaande post. Op een zondagochtend had Gé Laarakkers genoeg moed verzameld om zijn ouders te schrijven wat Nicasius en Eusebius allemaal deden. Na het middageten, nog dezelfde dag, werd hij van school gestuurd. “Mijn ouders hebben die brief nooit gekregen. Toen ik ze het vertelde, geloofden ze me niet.”
Weglopen
Weglopen had geen zin, merkte oud-leerling Frank in 1958. Hij werd mishandeld, liep dertien keer weg. “Na de laatste keer bracht mijn vader mij terug met de boodschap dat ik, als ik nog één keer zou weglopen, nooit meer naar huis mocht.” Slachtoffer Henri Looymans kon het thuisfront ook niet overtuigen over het misbruik dat zich afspeelde in Eikenburg. “Weglopen had geen zin.” Hij deed het één keer. “Thuis hadden ze al een telefoontje gehad. Ik werd ontvangen met een tirade. De morgen erop werd ik om zeven uur weer teruggebracht.”
De ouders van oud-leerling Peter Roozendaal kwamen wel te weten wat zich afspeelde op Eikenburg en wat hun zoon overkwam. Peter werd op een dag mishandeld door broeder Clemens. “Toen mijn ouders eens onverwachts kwamen opdagen, troffen ze mij totaal ontredderd aan met een kapotte bril, een blauw oog en vol blauwe plekken. Vader werd woedend en heeft mij meegenomen naar huis.”
Politie
Volgens het boek van Joep Dohmen schakelden de broeders nooit de politie in of kwam er iets van het misbruik naar buiten. Slachtoffer Dolf kreeg vorig jaar de tip van een vriend om broeder Clemens, zijn kwelgeest, op te zoeken en hem te confronteren met wat hij gedaan heeft. Dolf belde de Broeders van Liefde, vol verdriet. “Mijn verhaal werd gebagatelliseerd. Ach, het viel allemaal reuze mee. Ja, het was een wat vreemde, wat agressieve man. Maar zo erg was het nu ook weer niet. Die broeder was een beetje gek, zeiden ze. Toen kreeg ik te horen dat Clemens overleden was.”
Dolf vervolgt: “In december 2009 zocht ik contact met de provinciaal overste, Ton van Heugten. Hij schreef mij een briefje: “Kindermisbruik waar ook ter wereld is voor niemand acceptabel. We zouden het zeer betreuren indien er ooit een incident op ons internaat mocht zijn geweest.” “Ik ben niet eens gaan praten.”
Advocaat
Wel stuurde de advocaat van Dolf eerder dit jaar een brief aan Van Heugten. Hij wilde weten of de congregatie bereid was de geleden schade te vergoeden. Ook vroeg de advocaat inzage in het personeelsdossier van de overleden broeder Clemens. En, vroeg hij, hoe kan het toch gebeuren dat tien jaar na het misbruik van Dolf nog steeds jongens misbruikt werden in Eikenburg?
Het antwoord was een standaardbriefje dat meer slachtoffers ontvingen. Daarin liet Van Heugten weten dat de klager zich bij Hulp en Recht, het klachtenbureau van de Rooms-Katholieke Kerk, kon melden: “Uiteraard kunnen wij geen aansprakelijkheid erkennen daar deze nog niet vaststaat. Het regelen van schade is daarom niet aan de orde. Bovendien zouden wij het op prijs stellen indien u onze (uitgetreden) broeder niet voortijdig als dader kwalificeert.”
Van Heugten
Provinciaal overste van de Broeders van Liefde Ton van Heugten werd ook genoemd als dader van het misbruik. Zijn kloosternaam, broeder Anselmus, gebruikte hij al jaren niet meer. Oud-leerlingen klonk deze naam bekend in de oren. “Hij sloeg met een vlakke hand, gooide sleutelbossen tegen je hoofd, verdraaide je wang en trok je omhoog aan je oorlel”, verklaarde een oud-leerling. Van Heugten was zich eerder dit jaar, kort voor hij op 74-jarige leeftijd stierf, van geen kwaad bewust. Hij had ‘niets fout’ gedaan en ‘van de rest’ wist hij het niet. Dat zei hij tegen NRC Handelsblad.
Een dag later wilde Van Heugten wel iets zeggen tegen de krant: “Ik weet het ook niet meer meneer. Nu komt dit allemaal op mijn nek. Ik hoop alleen maar dat u geen namen van broeders noemt.”
Schade
De aangerichte schade is bij de meerderheid van de 35 slachtoffers groot. Ze hebben jarenlang therapie achter de rug of zijn nog onder behandeling. De mishandeling was erg en de poging tot verkrachting vreselijk, maar wat slachtoffer Dolf het meest pijn had gedaan was de mengeling van eenzaamheid, onveiligheid en heimwee. “Ik heb het jaren verzwegen. Later vertelde ik het mijn vrouw, maar ook niet alle details. Daar wil ik haar niet mee belasten.”
In het boek ‘Vrome zondaars’ zegt Dolf dat hij lang psychologische hulp heeft gehad. En dat de beelden rond zijn pensionering sterker terugkwamen. In zijn fotoalbum zit een klassenfoto van de groep van broeder Clemens. Een ijzige blik, schrijft Joep Dohmen. “Tussen de kinderen Dolf, een breekbaar ventje, dat onzeker in de camera kijkt.”