Het verhaal van Wimpje Osterop – door Jules Zollner
Dit is het verhaal van Wimpje Osterop.
Het is geen goed en mooi verhaal ik wijs er van tevoren op. Wimpje Osterop overleed in 1956.
Wimpje Osterop was de zoon van een bekende vleesverwerker in Maasniel en net als ik geboren in 1944.
Hij zat bij mij in de eerste klas basisschool Sint Jozef aan de Dyonisiusstraat tegenover de achterkant, de cellen van de gevangenis te Roermond in 1950. Ernaast in één en hetzelfde gebouw stond de St. Franciscusschool en op een steenworp afstand stond Huize Sint Jozef (“Pro Juventute” een internaat voor weeskinderen) aan de Betlehemstraat / Jesuitenstraat in de gebouwen waar thans het arrondissementsparket tegenover de gebouwen van het vroegere Groot Seminarie in is gevestigd. Om te spelen in het speelkwartier liepen de kinderen van de Sint Jozef School onder straffe leiding van de leerkrachten altijd naar de overkant van de straat de Betlehemstraat naar de veel grotere speelplaatsen van Huize Sint Jozef. Ik weet de kleur van de steentjes nog die loodgrijs was met ruitvormige groeven erin. Zoals ook op de bruggen van Luik boven de Maas.
Als de kinderen té lastig of onhandelbaar waren werden ze overgeplaatst van school Sint Jozef aan de Roermondse Dyonisiusstraat naar Huize Sint Jozef (Sint Joep) te Heel.
Wimpje Osterop was een bijzonder klein mens die opviel door zijn nietigheid en nietswaardigheid. Zijn kleren waren haveloos en gescheurd. Hij vond zelf al dat hij er niet had mogen zijn op aarde. Hij had niet geboren mogen worden. Hij keek je aan met ‘n dubbele, schrijnende betekenis. Hij had ‘n paar broertjes die veel sterker waren.
Hij werd later doodgeslagen.
Vermoord, zoals we dat nu in termen van hedendaags recht zouden kunnen noemen.
De Sint Jozef- en de Franciscusschool aan de Roermondse Dyonisiusstraat werden in 1950 gerund door de broeders van de Kleine Sint Jozef, die oorspronkelijk afkomstig waren uit Maastricht en die nog meer scholen runden vanuit hun klooster aan de bocht van de Willem II singel in Roermond, naast het huis en de tuin van dokter Bär. Het pand werd later Hotel Geurts en is herbouwd in seniorenflats met woonlagen.
Zolang de broeders (voor ons Norbertus in klas 1 en Fidentius in klas 2) de scholen runden waren het uitstekende scholen die kwa kwaliteit en leefbaarheid met kop en schouders uitstaken boven alle andere scholen voor basisonderwijs in Roermond en Limburg.
De broeders trokken weg en lieten hun klooster en de scholen in Roermond in de steek. Ze runden alleen nog Huize Sint Jozef in Heel. Het was 1952 en de Sint Jozef en Franciscusschool aan de Dyonisiusstraat vervielen ogenblikkelijk tot de ergste achterbuurtscholen die er bestonden. In de klassen en op de speelplaatsen heerste absolute constante terreur door diefjes en diefjesmaten en er werd keihard geslagen, door jongetjes met boksbeugels en ploertendoders. Het lekenpersoneel als onderwijzers en ook de hoofdonderwijzer, met namen als H…t en R…s (ik zal de namen niet voluit schrijven omdat ze nog in leven zijn) was niet bij machte om ook maar iets te doen. Ik zal nooit vergeten het geluid van de zwijgend hard tegen elkaar stompende en botsende hoofden vuisten voeten en lichamen van leerlingen en leerkrachten in de klassen en op de speelplaatsen in de onafgebroken en altijd voortdurende vechtpartijen op leven en dood die in en buiten school werden gehouden. We liepen naar en van school in grote omwegen.
Wimpje Osterop was een klein mager dun en vaalkleurig jongetje dat na geboorte de gevolgen van de hongerwinters nog maar nauwelijks of niet te boven was gekomen. Hij stond constant sprakeloos van verbijstering en onmacht. Hij zat ‘n paar plaatsen achter mij. Naast mij zat Sjakie L., een jongetje uit de onderwereld van de Kruisherenstraat (“Krententuin” in Roermond genoemd) die mij op de meest kritieke momenten om me het leven te redden nog een heel klein beetje ondersteuning gaf. Ik kom hem regelmatig tegen en samen zitten we urenlang te Roermond zwijgend op een bank. Sjakie vocht zich kapot, te barsten, maar hij overleefde. Hij staat hier ergens met foto in de blog. De doodsschrik staat nog in z’n ogen. Hij heeft het nooit verwerkt. Hij is 69 jaar en ik ben 67.
Zjwaere Ties
Wimpje Osterop was zwak, klein, tenger, mager en ziek, maar hij keek altijd vriendelijk, met hulpeloze kleine stamelende oogjes, zei niets. Op een dag verscheen hij met over z’n hele lichaam bloedende en etterende zweren. Sindsdien werd hij “zjwaere Ties”) genoemd, “zweren-Tijs”. De jeugd was bijzonder hard in het bedenken en onmiddellijk het hele leven lang gebruiken van scheldnamen. Eigenlijk heette hij Thijs.
Wimpje Osterop werd geslagen geschopt en geraakt waar ze hem maar raken konden. Het was afschuwelijk om te zien. Meer dood dan levend lag hij iedere dag te krimpen van de pijn en te bloeden uit zijn zwerende etterende wonden op de stenen en plavuizen van de speelplaats. Iedereen stond er omheen en niemand deed wat. Allen zwegen. Ook de leraar.
Huize Sint Jozef (Sint Joep) Heel.
Stiekum ging ik na afloop van de schooldag wel eens naast hem staan en sprak heel even vlug met hem. Hoe het hem ging. Hoe hij zich voelde. Een paar seconden. Niemand mocht het zien.
Hij bleef steeds vaker thuis. Doodziek kwam hij af en toe nog eens op school. De overige jongetjes van de klas en van de school, we waren 10 of 11 jaar, waren er niet veel beter aan toe. Roermond lag kapot, en aan opbouw was men nog niet begonnen. Bij de melkboer kon je alleen met water aangelengde melk krijgen.
Wimpje Osterop werd overgeplaatst naar Sint Jozef (Sint Joep) in Heel. Men zei ons dat er niets anders op zat, omdat er niets met hem te beginnen viel. Als jongetjes herinnerden we ons allemaal, dat er heel goed met Wimpje Osterop gesproken en geredeneerd kon worden. Maar we zeiden niets. Het was 1953.
Later hoorden we, dat Wimpje Osterop kort na zijn binnenkomst in Sint Jozef te Heel was vermoord. Het schokte ons. In de boeken en registers zal teruggevonden worden dat Wimpje Osterop is overleden aan longontsteking. Wij wisten en weten wel beter.
Zoals het met Wimpje Osterop is gegaan zo ging het met veel jongetjes. Het werd ons allemaal aan elkaar en onderling doorgegeven. Compleet met namen en omstandigheden erbij. Iedereen sloot het op in zijn eigen herinneringen- en geheugenkerker. Bijna iedereen nam de geheimen die er rond ontstonden mee in zijn graf. Van degenen die ervan weten en durven te vertellen zijn er niet veel over.
In Huize Sint Jozef te Heel (Sint Joep) werd door de broeders ongemeen hard fel en snel geslagen. Er heerste een dodelijk dictatoriaal angstwekkend beklemmend dril-regime. Er kwamen geen sexuele uitspattingen voor. Er heersten zware, ernstige ziekten en epidemiëen, waar volstrekt niets aan werd gedaan. Ouders van kinderen die er waren opgenomen zeiden het, en hun broertjes en zusjes. Alles onder strikt opgelegde en in stand gehouden bekrompen beperkte geheimhouding. Uit schaamte. En uit onmacht. Uit slaafse navolging van kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Schaamte, absolute corrumperende geheimhouding, krampachtig in stand gehouden gebrek aan toezicht en ingrijpen.
Onmacht en slaafse navolging lagen als een zwarte zware onbeweeglijke deken van verdoemenis over de provincie Limburg in en rond de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Veel huidige oudere bewoners dragen er de getraumatiseerde gevolgen van. Zij spreken nooit. De leefgemeenschap Sint Joep was en bleef, blijft ook nu nog, absoluut hermetisch afgesloten en verkrampt.
Niemand in Limburg was en is bij machte, daaraan nog iets te doen.
De wantoestanden die voorkwamen in Huize Sint Joep en Huize Sint An, waar het voor meisjes nog veel gruwelijk erger en harder was, heersten ook en net zo dreigend-beangstigend op de andere Limburgse tehuizen voor opvang en begeleiding van intern geplaatste kinderen zoals De Kreppel in Heythuysen en Maria Roepaan te Venray-Ottersum, Pepijn te Echt en Watersley in Sittard. Kinderen van alle scholen gaven de informatie in het diepste geheim aan elkaar door. Hun ouders wisten het. Dat er veel ernstig geretardeerde en debiele kinderen in de tehuizen voorkwamen, was het gevolg van de grote mate van inteelt die tot in de beginjaren van deze eeuw in tal van dorpen en gemeenten te Limburg voorkwam en zelfs geboden leefstructuur was. ‘n Kind van het ene dorp mocht niet trouwen met ‘n kind van ‘n ander dorp. Men trouwde veelal binnen de directe familie. De gevolgen werden algemeen aanvaard.
Niettemin zullen geen aantoonbare sexueel aberrerende relaties kunnen worden gelegd tussen het overlijden van kinderen in de tehuizen en het gedrag van hun begeleiders.
Wel kwam het voor dat broeders en begeleiders in de tehuizen een soort van medemenselijke, rechtschapen en gerechtvaardigde euthanasie pleegden. Soms in consensus met de ouders.
Jongensinternaat Steyl
Waar wél zeer regelmatig, bij herhaling en in zeer ernstige vorm verboden sexuele handelingen en misbruik door begeleiders, leerkrachten en geestelijken op jongens werden gepleegd, tot ver in de jaren van de vorige eeuw toe, was het Jongensinternaat van de zusters te Steyl. Regelmatig werden daarvan mannelijke begeleiders en geestelijken door de rechtbank in Roermond veroordeeld, -waarover werd gepubliceerd-, wegens sexueel misbruik en verkrachting van deze jongens. Het leek er daarbij tijdens de behandelingen ter zitting in de verklaringen soms op, dat sexuele wandaden in het klooster van Steyl door een deel van de plaatselijke bevolking in bepaalde mate wellicht op enige wijze werden getolereerd. Niettemin waren er geen dodelijke slachtoffers.
-.-
Verzorgers en verplegers van de genoemde tehuizen woonden en spraken met mij in de dorpen rond Heel waarin ik zelf woonde en werkte. Zij waren lid van dezelfde verenigingen als ik, en zaten vroeger bij mij in de klas.
Veel bladzijden uit boeken die altijd gesloten bleven, waaruit de schande van de provincie spreekt, zullen thans in de toekomstige tijd worden geopend. Omdat de waarheid, hoe goed verborgen ook, altijd aan het licht komt.
Buiten deze publicaties worden door mij geen verklaringen afgelegd of uitspraken gedaan.
Wordt vervolgd.
Jules Zollner