Onderstaand artikel kreeg ik door Joke Philipsen toegestuurd en weer ben ik ontroerd door haar moed en haar gedrevenheid het niet op te geven en haar kruistocht voor gerechtigheid onverzettelijk voort te zetten.
Ik heb dan ook niets toe te voegen aan haar relaas, maar wel een stukje commentaar bij het einde van het stuk door Jan Peeters.
Katholiek Nieuwsblad is natuurlijk wat het is: een katholiek nieuwsblad…
En Jan Peeters schrijft voor een katholiek nieuwsblad en dus moesten er ook nog mooie woorden van de goed heilig man uit Rome toegevoegd worden. Zodat de katholieken weten dat hij toch begaan is met het lot van de slachtoffers…
Mijn commentaar daarop is dat ook die woorden zijn wat zij zijn: mooie woorden… lege mooie woorden en verder helemaal niets!
En daarin wordt hij (zoals het hoort in het katholiek instituut) netjes nagedaan door de Nederlandse bisschoppen: mooie woorden naar de media zodat het katholiek gezicht niet nog verder geschaad wordt. “Wij voelen mee… wij verontschuldigen… wij schamen ons…”
En dat is alles…mooie woorden en verder zit er helemaal niets achter.
Velen van ons ervaren keer op keer weer, in gesprekken met de verantwoordelijken van de katholieke kerk of kerkelijke orden in Nederland, in de mediatie trajecten, in de wijze waarop zij de slachtoffers betrachten en behandelen in de Klachtencommissie: dit zijn alleen maar lege woorden! Zij zijn niet begaan met de slachtoffers, zij doen niets voor de erkenning van de slachtoffers, zij willen het niet weer echt goed maken met de slachtoffers; het enige wat zij willen is de schade (en dan bedoel ik vooral financiële schade) voor de kerk voorkomen.
Wat zij nog steeds niet begrepen hebben (en dat komt omdat zij niet kunnen en/of mogen luisteren) is dat het heel veel slachtoffers helemaal niet om geld gaat maar om ERKENNING. Om dat te begrijpen en te voelen moet je over een hart beschikken, maar dat wordt ze blijkbaar afgeleerd in de seminaries, want het is niet alleen in Nederland zo, maar over heel de wereld.
En dan als laatste: die foto bij het bericht?!?
Dat is zoals de rk kerk ons graag ziet: als slachtoffers. Maar niet als zelfverzekerde en moedige mensen die in alle openbaarheid vechten voor ons recht. Deze foto doet absoluut geen recht aan Joke, want die geeft niet op!
Joke: sterkte en bedankt dat je dit hebt willen delen met ons.
Ton Leerschool
webmaster
Stichting Mannenhulpverlening na seksueel misbruik
Onverteerbare zaken
Katholiek Nieuwsblad – 17 november 2011
Link naar artikel: http://www.katholieknieuwsblad.nl/nieuws/item/1220-onverteerbare-zaken.html
door Jan Peeters
Is al die heisa rond dat misbruik na soms wel vijftig jaar niet een beetje overdreven? Maar voor veel slachtoffers gaat het nooit over.|
“Je hebt geluisterd en hebt mij niet veroordeeld. Mijn dank hierin is groot.” Hoewel een dankbetuiging komen de woorden in het mailtje van Joke Philipsen-Bekking hard aan: “Je hebt mij niet veroordeeld.” Wie zou iemand die tussen haar vierde en achtste jaar wekelijks seksueel werd misbruikt kunnen veroordelen? Waarvoor? Het illustreert wat Joke, 52 jaar nadat pater O. voor het laatst haar schaamstreek betastte, nog altijd belast: schuldgevoel. Nog steeds. Ook al wéét ze dat haar niets, maar dan ook niets te verwijten valt.
Maar dat lag anders toen ze vier jaar oud was. Joke (1951) is de middelste van zeven kinderen van een Achterhoekse schoenmaker. Hij verdiende amper genoeg om rond te komen. Belangrijkste opdrachtgever was de benedictijnenabdij De Slangenburg. Wekelijks kwam pater O. schoenen halen en brengen, net zoals hij bij andere gezinnen met verstelwerk deed.
‘Erger dan doodzonde’
De ‘sokkenpater’ vroeg de kleine Joke op een dag te helpen de schoenen naar de werkplaats te dragen. Als ware huis- en kindervriend was hij gewoon de kinderen op te pakken. Bij de meisjes, vertelt Joke, probeerde hij dan altijd met zijn hand onder hun rokje te komen. “Zo klein als ik was, wist ik dat dat niet deugde, maar ik durfde het niet te vertellen. De pater zei dat ik dan in de hel zou komen. Vertellen was volgens hem erger dan doodzonde.”
Ja, ze heeft geprobeerd zich te verzetten. Een volgende keer zette ze een keel op. “Help hem toch even”, zei haar moeder, die toevallig in de buurt was. “Wat kon ik doen? Ik begreep dat we afhankelijk waren van het klooster. Vanaf die tijd gebeurde het, tot het op mijn achtste plotseling ophield. Elke keer vroeg hij of ik het soms verteld had. En elke keer dreigde hij met de hel.”
Angst voor God
Pater O. kwam altijd als vader Bekking zijn middagtuk deed. Moeder was druk in het huishouden. Nee, fysiek is Joke niet verkracht. Hij betastte ‘slechts’ vier jaar lang haar geslachtsdelen en kuste haar. Maar geestelijk is het een ander verhaal. Ze had gezien dat O. hetzelfde probeerde bij haar zusjes. Door zelf ‘beschikbaar’ te zijn, hoopte ze die te kunnen beschermen, vooral tegen de dreiging van de hel.
Ze wordt panisch voor de dood, die haar confronteert met haar dreigend lot. De schuldbelijdenis in de Mis wordt een doodvonnis, waarmee ze nu nog moeite heeft. En God? Doodsbang werd ze voor Hem. Dat hun pastoor iemand was die mensen angst inboezemde, maakte de zaak er niet beter op.
Ze ging zich afvragen of haar één jaar oudere broer, die in de voorkamer en met dichte gordijnen door de pater werd onderricht als misdienaar, óók werd misbruikt. Maar als ze het vroeg, zou het van haar ook uitkomen. De zorgen werden nog groter toen ze hoorde dat pater O. zich ging inzetten voor Berlijnse kinderen. “Dan zouden die kinderen ook naar de hel gaan, dacht ik toen.”
Geen troost
Die zorgen en het schuldgevoel blijven ook nadat het misbruik is gestopt. Toenemende angstaanvallen en hevige hoofdpijnen brengen haar bij de dokter. Die constateert hevige angsten, maar Joke houdt de kaken stijf op elkaar. Ze voelt zich schuldig dat ze bestaat. Niet lang daarna wordt het teveel en vertelt Joke het verhaal brullend aan haar verbijsterde ouders. Haar zus, die het ook gehoord heeft, bevestigt dat O. het ook bij haar geprobeerd heeft, net als bij een andere zus.
Het gezin Bekking was niet gewend affectie te tonen. Ook nu niet. Geen troost, geen knuffel. Evenmin het verlossende woord dat haar geen enkele blaam trof. Er wordt niet meer over gesproken.
Een nieuwe last
O. blijft nog jaren komen. Wel worden de kinderen uit zijn buurt gehouden. Het gezin is financieel afhankelijk van het klooster. Eén woord en het zou gedaan zijn met de klandizie. Bovendien is O. erg populair. Joke begint zich schuldig te voelen over de last die zij haar ouders heeft bezorgd. Ze kampt voortdurend met astma, eczeem en extreme verkoudheden. En met de angst voor ontdekking dat zij gepraat heeft.
Het beeld van de dreigende hel wordt acuut als haar broer, 19 jaar, verongelukt. Als haar vermoedens kloppen, is ook hij in de hel, denkt ze. Haar schoolprestaties lijden eronder. Ze zakt voor de Ulo en gaat werken. Ze voelt zich schuldiger dan ooit.
Als er in 1970 vlakbij de abdij een tienjarig meisje verkracht en vermoord wordt gevonden komt er een nieuwe last bij. Het spookt in haar hoofd: was hij het en had ik het kunnen voorkomen? De moord is nooit opgelost.
Geen vragen
Ze is in 1973 getrouwd. Dat haar man weet wat haar is aangedaan neemt de gevolgen nog niet weg. Het misbruik enerzijds en het taboe dat ze van huis uit op seksualiteit heeft meegekregen anderzijds trekken diepe sporen. Joke’s drang om hun beide kinderen te beschermen wordt obsessief. Als haar dochtertje vier jaar is, breekt een periode aan die ze zelf omschrijft als de hel. Panische angsten, hartkloppingen en suïcidale neigingen verlammen haar. Ze wordt opgenomen op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis in Doetinchem. Dat haar zoontje ziek is, voelt ze als haar schuld, net als het besef dat haar dochtertje veel meekrijgt van haar ellende. Ze vertrouwt niemand meer, zelfs haar eigen man niet. Ze neemt een overdosis pillen. “Ik kon maar beter verdwijnen van deze planeet. Dan had niemand meer last van mij.”
Korte tijd later loopt ze weg. Ze maakt zichzelf wijs dat ze een pijnlijke dood verdient en bewerkt haar polsen met een mes. Haar man onderneemt een helse zoektocht in de omgeving, door de bossen en langs de Oude IJssel, vrezend voor het ergste.
Joke wordt opnieuw opgenomen. Opnieuw helse ervaringen, vervreemding van haar kinderen. Ze wil dat haar man haar doodschiet. Maar hoe ze ook smeekt: niemand stelt zelfs maar vragen naar O., die nog altijd in de omgeving actief is, nota bene als kinderoppas.
‘Bewonderenswaardig’
Als ze wordt ontslagen en een reeks hulpverleners aan zich voorbij heeft zien trekken beseft ze dat ze het zelf moet doen. Ze besluit O. te bellen en hem te confronteren. Uiteindelijk geeft hij iets toe. Het is het begin van genezing. Ze durft er dan ook met haar pastoor over te praten die haar naar Hulp & Recht verwijst. Ze is dan 45 jaar.
Talloze boeken en zelfhulpcursussen helpen gedeeltelijk. Ze hunkert naar een andere God dan die van het beeld dat ze van Hem heeft. In een nachtelijke innerlijke roep om hulp hoort ze via de stem van God dat ze moet leren vergeven, te beginnen met zichzelf. Haar angsten ebben langzaam weg, al spelen ze af en toe nog flink op.
De klachtprocedure verloopt vlot. Pater O. geeft zelfs toe, al bagatelliseert hij ernst en omvang. Zij kwam tenslotte naar hem toe. Er zit geen greintje gevoel bij, laat staan spijt. “Er lijkt sprake van empatisch onvermogen bij de dader”, constateert de commissie die de klacht beoordeelt.
De gedelegeerde, oud-staatssecretaris mr. Korte-Van Hemel, noemt het feit dat Joke de pater heeft kunnen vergeven “bewonderenswaardig”. Die eist alleen dat pater O. kennis neemt van het verdriet dat hij haar gezin heeft aangedaan, dat hij verantwoording aflegt en dat gezorgd wordt dat O. nooit meer iemand kan misbruiken.
Daaruit blijkt, schrijft Korte-Van Hemel aan toenmalig abt Dom Van den Biesen, “haar zorg en verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van eventuele andere slachtoffers”.
Opnieuw vergeven
Kardinaal Simonis, als aartsbisschop verantwoordelijk voor het pastoraat, “verzoekt” de abt “met klem” pater O. niet langer toe te staan pastorale assistentie te verlenen in de parochies rond de abdij. Het is dan inmiddels eind maart 1998. Dom Van den Biesen laat de parochies weten dat O. ‘ziek’ is en derhalve niet meer zal assisteren. Ondertussen blijft de pater rondtoeren en oppassen. Nietsvermoedende ouders laten hem zelfs luiers verschonen.
Joke kan er niet mee leven. Ze besluit na een half jaar het kerkbestuur en de pastoor in Gaanderen te informeren. Die zijn met stomheid geslagen. Ook doet Joke haar verhaal in een uitzending van Kruispunt Radio. Het aartsbisdom en de inmiddels nieuwe abt worden op de hoogte gebracht. Er worden nu wel stappen ondernomen. Terwijl pastoor Morsink de parochianen goed opvangt, wordt pater O. opgenomen in een psychogeriatrische instelling. Er melden zich meer mensen met hun verhaal. Maar er zijn er ook die alle ophef overbodig vinden. Joke moet waken voor nieuwe schuldgevoelens.
In 2000 overlijdt de ‘sokkenpater’. Joke en haar man bezoeken zijn graf in de abdij. Ze is zich ook gaan verdiepen in diens leven en ontdekt dat hij een zware jeugd moet hebben gehad. Ook hij was een slachtoffer. Ze kan hem opnieuw vergeven.
Pijnlijk staartje
Maar het verhaal krijgt een pijnlijk staartje en illustreert wat de commissie Deetman in het laatste evaluatierapport (zie KN 45) constateert: dat de Kerk ook nu nog tekortschiet als het gaat om inlevingsvermogen en welgemeende spijtbetuiging richting slachtoffers. Ook constateert de commissie dat kerkelijk verantwoordelijken en slachtoffers hun gesprekken soms tegenovergesteld beleven.
Eind 2010 vraagt Joke Philipsen het aartsbisdom Utrecht om een gesprek met emeritus-aartsbisschop kardinaal Simonis. Ze voelt zich door hem in de steek gelaten. Uiteindelijk heeft niet hij, maar zij ervoor moeten zorgen dat O. geen kwaad meer kon doen. De vraag speelt op door de misbruikschandalen.
In een uitgebreide brief laat het aartsbisdom weten dat het gesprek, waarin de door haar gelopen procedure voorzag, al heeft plaatsgevonden met Simonis’ toenmalige vicaris-generaal, Piet Rentinck. Procedureel dient ze zich te vervoegen bij de nieuwe abt die ze al eerder gesproken heeft. Men heeft zelfs gebeld of hij haar (opnieuw) wil ontvangen.
Maar daar gaat het Joke niet om. Zij wil de kardinaal persoonlijk spreken. Zij wil het uit zijn eigen mond horen. Tot drie maal toe weigert het aartsbisdom op formele gronden een gesprek te arrangeren. Dat gesprek komt er, maar pas nadat de commissie Deetman contact legt met de kardinaal die haar van harte welkom heet. Hij blijkt niets te weten van haar vergeefse pogingen hem via het aartsbisdom te spreken te krijgen.
‘Ondanks de Kerk’
Als Joke daar verhaal gaat halen krijgt ze een gesprek met aartsbisschop Eijk en diens hulpbisschop vicarisgeneraal Hoogenboom. Het blijken gescheiden belevingswerelden.
Als zij ontdaan de correspondentie met het aartsbisdom aan de bisschoppenconferentie stuurt, wacht haar een nieuwe teleurstelling. Die laat haar namens haar voorzitter, dan nog mgr. Ad van Luyn, weten dat zij zich met klachten kan richten tot Hulp & Recht, de aartsbisschop van Utrecht, mgr. Wim Eijk, of tot de abt van de Slangenburg.
“Daarom ben ik bereid met mijn hebben en houden in de krant te staan. Om al die jongens en meisjes die nog helemaal aan het begin van het traject staan. Om te laten zien dat je uiteindelijk uit het dal kunt klimmen. Maar helaas eerder ondanks dan dankzij de Kerk.”
De Waarheid onder ogen
Als komende maand het Deetmanrapport bekend wordt, zal van katholieken van hoog tot laag het uiterste worden gevraagd om de onverteerbare waarheid van seksueel misbruik onder ogen te zien.
Het effect van seksueel misbruik door clerici heeft de boodschap van het Evangelie meer schade toegebracht dan eeuwen van vervolging, stelt paus Benedictus XVI onomwonden vast (zie hieronder).
Maar de schade is allereerst toegebracht aan de slachtoffers zelf en hun naaste omgeving en trekt vaak levenslang diepe sporen. Zo diep dat slachtoffers soms geen andere uitweg meer zien dan suïcide.Wat slachtoffers voor alles willen, is een luisterend oor en erkenning van wat er gebeurd is. Om die reden hebben wij Joke Philipsen-Bekking (60) geïnterviewd, van wie het misbruik onderzocht, bevestigd en door de inmiddels overleden dader erkend is. Centraal stond daarbij de vraag wat misbruik met iemand doet. Wat het met haar, een van ons, gedaan heeft.
“Wij dienen deze vernedering te aanvaarden als een opdracht tot waarheid en een oproep tot vernieuwing. Alleen de waarheid redt”, aldus paus Benedictus XVI afgelopen kerst tot het kardinalencollege. (JP)
Paus Benedictus XVI over het misbruik
“Tegelijkertijd moet ik ook uiting geven aan mijn overtuiging dat, om te herstellen van deze pijnlijke wond, de Kerk (…) eerst tegenover de Heer en tegenover anderen de ernstige zonden moet bekennen die zijn begaan tegen weerloze kinderen. Een dergelijke erkenning, vergezeld van oprecht verdriet voor de schade die aan de slachtoffers en hun families is berokkend, moet leiden tot een gezamenlijke inzet om de bescherming van kinderen tegen dergelijke misdaden in de toekomst te waarborgen.”
“Alleen door aandachtig de vele elementen te onderzoeken die leidden tot de huidige crisis kan een heldere diagnose worden gemaakt van de oorzaken en kunnen effectieve remedies worden gevonden. Onder die factoren kunnen zeker worden genoemd: ontoereikende procedures voor het bepalen van de geschiktheid van kandidaten voor het priesterschap en het religieuze leven, onvoldoende menselijke, morele, intellectuele en spirituele vorming in de seminaries en noviciaten, een tendens in de samenleving de geestelijkheid en andere gezagsdragers op een voetstuk te plaatsen en een misplaatste zorg voor de reputatie van de Kerk en het vermijden van schandaal, wat resulteert in het nalaten bestaande canonieke straffen toe te passen en de waardigheid van elke persoon te beschermen. (…)
De tragische consequenties ervan (…) hebben het licht van het Evangelie verduisterd in een mate waar zelfs eeuwen van vervolging niet in zijn geslaagd.”
“U heeft zwaar geleden en spijt mij oprecht. Ik weet dat niets het kwaad dat u heeft doorstaan ongedaan kan maken. Uw vertrouwen is verraden en uw waardigheid is geschonden. Velen van u moesten ervaren dat, toen u moedig genoeg was om te spreken over wat er met u gebeurd was, niemand wilde luisteren.”