Alle Blog Artikelen

Peter

verhaal van peter
20 december, 1994

mijn eerste seksuele herinnering

Ik heb pas op mijn 34e jaar herinnerd wat er met mij is gebeurd
toe ik 3 jaar oud was. Ik woonde toen in Sydney, Australie.
Ik speelde lekker buiten die dag en had zoals gewoonlijk mijn
schoentjes uitgegooid en liep lekker rond op mijn blote voeten op
het hete betonnen tuinpad wat mijn vader had pas had aangelegd.

Mijn moeder was bezig in de keuken, het was een hete dag (another
fine day) en ik hoorde de motor van Sjors aankomen. Sjors was de
groceryman waar mijn moeder o.a. Hollandse kruidenierswaren
kocht. Hij kwam die middag een bruine doos met spullen brengen.
Hij stopte voor het tuinhek en mijn moeder kwam het tuinpad af en
liep hem tegemoet. Ik rende naar de keuken om daar zoals altijd
het doosje SUN MAID rozijnen uit de kast te rukken en ermee naar
Sjors te rennen. Sjors was gek op mij en ik op hem.
Peter waar staan de krentjes?
Mijn moeder praatte die middag met Sjors, het was een ernstig
gesprek. Ik klom wat op en rond de motor met zijspan. Mijn moeder
tilde mij in de zijspan, and off we went. Twee heuvels over naar
het einde van de Headlandroad. Sjors die altijd zo uitbundig was
zei niets, hij staarde voor zich uit. Ik snapte er niets van, zo
kende ik hem niet. Ik was bang. Toen stopten we aan de rand van
de oceaan. Nu staan er huizen maar toen was het er heel stil. Er
was niemand in de buurt. Alleen de zon, rotsen een zanderige
bodem and the pacific ocean. Het water klotste dertig meter
beneden tegen de rotsen, in de verte Curl Curl Beach en nog
verder Manly en Sydney City. Het was heet en ik zag het
spakenwiel glinsteren in de zon. Nadat Sjors had geplast keerde
hij zich om naar mij. Ik was bang. Hij deed mijn broekje naar
beneden (het was een tuinbroekje) en mijn shirt omhoog. Hij was
groot en hij schuurde zijn pik tegen mijn lijfje. Hij pakte mij
onder mijn armen en wreef mij tegen zich aan. Ik kan het nog niet
vertellen zonder verdriet te voelen. Ik denk aan afscheid. Ik heb
hem daarna nooit meer gezien. Hij was mijn beste vriend.
Ik denk dat het gesprek wat mijn moeder in haar witte jurk met
ronde balletjes met hem voerde, ging over ons vertrek naar
Nederland.

Het bovenstaande verhaal heb ik zo’n vier jaar over gedaan om het
mij weer te herinneren. Vier jaar voor dit korte verhaaltje?
Ik zal dat trachten uit te leggen hoe dat kan en het het stukje
bij beetje weer naar boven kwam.
Toen ik terug kwam uit Australië op mijn vierde jaar, sprak ik
binnen twee weken geen woord Engels meer. Als mensen zagen (op
officiële stukken “oh ben je in Sydney geboren” redden ze mij er
vaak zelf al uit door te zeggen “daar weet je zeker niets meer
van he?”. Zoniet dan kreeg ik het benauwd en zei ik hetzelfde.
Dat benauwde is al die tijd gebleven. Nu ik zevenendertig ben en
inmiddels terug ben geweest in Australië is het iets makkelijker
geworden. Behalve mijn naam in het Engels uitspreken.

Mijn theorie is dat kleine kinderen in hun eerste levensjaren
heel veel leren. Ze nemen de omgeving in zich op en passen zich
daarop aan. Ze ruiken de lucht, voelen de warmte, zien de kleuren
en de tinten van het licht. Dit is dus de wereld, mijn wereld.
En ze kijken verder en zien dieren, vogels, bomen. Dan begint ook
de taal een rol te spelen. Alles heeft een naam en je kunt gaan
zeggen wat je ervaart.
Mum and daddy. Sister.Cookaburroo sings in the old Gumtree,
Merry merry king of the bush is he, laugh Cookabaroo, laugh; gay
your live must be!
Plotseling ervaarde ik iets in mijn leven waar ik nauwelijks
woorden voor had geleerd. Vlak daarna vertrek naar Nederland; ver
van het mijn eigengemaakte land, ver van Sjors maar verder van
mijn herrinnering.
Ik had nog mijn soep niet opgegeten, telkens weer. Ma , zei ik
nog ik word altijd zo rood als ik een beurt krijg in de klas.
Denk dan maar aan aardrijkskunde, dan gaat het wel over, maar het
ging niet over. Telkens weer die benauwdheid als mensen iets van
mij wilden of wilden horen. Ik plaste nog tot mijn twaalfde in
bed. Behalve ikzelf heeft niemand er verder aandacht aan besteed.

Toen ik in 1986 op vakantie was met een goede vriend in Berlijn
zochten we oude vooroorlogse plekken op. Het Olympisch Stadion
waar Hitler de prijzen nog had uitgereikt. De Wansee waar toen al
de in homo-erotische boeken beschreven FFkultur hoogtij vierden.
Een museum met een tentoonstelling over het reizen naar Berlijn.
Met sfeertekeningen uit de dertiger jaren. We zaten helemaal in
vroeger tijden. We voeren met een bootje over de stille Wannsee.
Tot de Oost-Duitse grens. En daar is niemandsland. Tegenover mij
zat met zijn rug naar mij toe een te dikke man met ietsgekruld
haar. Hij had een donker getint uiterlijk. Ik zag zijn handen.
Hij zat daar stil en was alleen en in zichzelf gekeerd.
In dat buitenland ,aan de rand van niemandsland, gevangen tussen
twee machten ervoer ik iets wat nieuw voor mij was,en toch nog
leek van ver voor de oorlog. Vanuit de tijd dat alles simpel was
en maar toch er veel geheimen waren.
Ik zei tegen mijn vriend; Als die man nu naar mij toekomt kan hij
alles met mij doen wat hij wil. Ik voelde verlangen en
machteloosheid. Ik wou dat hij kwam laaide er in mij op hier heb
ik jaren op gewacht en naar gezocht. Toen kwam op dat moment de
eerste flits van een ver land door mij heen. Een herinnering aan
Sjors. Zijn gestalte, zijn figuur. Vreemd vond ik het; maar er
werd toen iets wakker gemaakt door die samenloop van
omstandigheden. Het was het eerste beeld van mijn eerste seksuele
herinnering. Had het maar nooit naar boven gekomen. De
daaropvolgende tijd is een verschrikkelijke periode in mijn leven
geworden. Een periode van diepe emoties voelen wekenlang pijn
lijden,en eindeloos eindeloos eindeloos verlangen en verlangen.
Bij die ene herinnering bleef het dus niet. Bij elk detail wat ik
mij herinnerde hoorde een lawine van emoties. Verlatenheid, ver
weg raken en contact verliezen, diepe eenzaamheid met veel mensen
om mij heen.
Ik dacht steeds dat het weer over ging, maar het kwam steeds weer
terug. Mijn grootmoeder heeft wel eens gezegd; God gaat de zon
nog weer schijnen; het is al zo lang donker. En zo was het.
En terwijl ik dit schrijf voel ik nog steeds dat het actueel is.
Ik ben er nog niet van bevrijd…. (febr 1994)

Seksueel misbruikte jongens in het jappenkamp

TRAUMA

Seksueel misbruikte jongens in het Jappenkamp

De hedendaagse man heeft het niet makkelijk. Dat zegt bijvoorbeeld Camille Paglia in haar recent verschenen werk Sexual Personae. En dat schrijft ook Haye van der Heiden in zijn laatste boek “Jij bent steeds een ander”: ‘Voor de vrouw wordt modieus goed gezorgd door het feminisme’, klaagt hij, ‘maar mannen hebben ook zo hun grieven. Grieven daarover ze (overigens voornamelijk van elkaar) niet mogen praten. De cultuur van mannelijkheid is er een van zwijgen. Over man-zijn praat je niet, man-zijn doe je. Ondertussen staat die individuele, rationele, sterke man er wel mooi alleen voor, zonder mannenhuis of Opzij, stilletjes worstelend met zijn problemen en angsten. De feministische golven hadden hem niet nodig als rots in de branding. Hij zag zich daarentegen overspoeld door een stroom van verwijten en moet nu met lede ogen aanzien dat, zoals sommigen’ van hen menen, ‘de rollen zijn omgedraaid’. De rollen zijn natuurlijk bij lange na niet omgedraaid, maar waar de emancipatie van vrouwen er toe heeft geleid dat bepaalde, zaken door en voor vrouwen bespreekbaar zijn geworden, ligt bij mannen veel nog in de taboesfeer. Zo staat de maatschappelijke
aandacht voor seksueel misbruikte mannen in geen verhouding tot hun aantal. Maar taboes zijn er om te worden doorbroken, en’ van verschillende kanten wordt nu dan ook het taboe op mannen als slachtoffer van seksueel misbruik onder vuur genomen. , ‘Het onderwerp kwam pas in 1987 echt ter sprake, op het Internationale incest Congres In Zürich.

huisv.jpg

In 1991 besteedde in Nederland een aantal televisie- en radioprogramma’s (zoals Rondom Tien van de NCRV en Shappoo van de Ikon) aandacht aan Jongens en mannen met seksueel-misbrulkervaringen, en onlangs verscheen het boek Er zijn geen namen voor: Jongens als slachtoffer van seksueel misbruik van de andragoog Jos van den Broek. In de hulpverlening worden schoorvoetend een paar eerste stappen; zo heeft de VSK, de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling binnen het Gezin, enige tijd geleden een speciale mannentherapiegroep in het leven geroepen, waar – erg genoeg – veel belangstelling voor bleek te zijn. . Ook bij ‘Op de man af’, een symposium dat het Psychoanalytisch Instituut Utrecht onlangs organiseerde, kwam het onderwerp aan de orde. J. N. Schreuder, psychiater en directeur van de Stichting Centrum ’45, sprak daar over seksueel misbruik van jongens, en wel in de lugubere context van de Japanse interneringskampen in de Tweede Wereldoorlog.

Een misstand die relatief onbekend is gebleven maar vrij vaak blijkt te hebben plaatsgevonden en die voor verschillende slachtoffers in hun latere leven een dubbel trauma tot gevolg had. ‘Honderd moeders en geen vader’ was de titel van Schreuders lezing, hetgeen precies de situatie omschrijft van jonge jongens die tildens de oorlog in Nederlands-Indië door de Japanners in vrouwenkampen werden geinterneerd. Zij hadden niet alleen te maken met de angsten en dreigingen van de oorlogssituatie, ook waren zij gescheiden van hun vader en bovendien werden verschillende van hen seksueel misbruikt, hetzij door de Japanse bezetter, hetzij door vrouwen uit het interneringskamp. Over de rol van seksuele gevoelens en gedragingen in de kampen is vrijwel niet geschreven, maar dit is volgens Schreuder ook niet zo voor de hand liggend als het over vervolging en internering gaat. Schreuder kwam In zijn werk met oorlogsgetraumatiseerden echter steeds vaker ook seksuele traumatisering tegen. Had hij eerst nog de indruk dat dit incidenteel was, nu ziet hij een lijn in het steeds terugkerende verhaal van verschillende cliënten uit zijn psychiatrische praktijk. Bij het testen van posttraumatische stoornissen in Centrum ’45 bleken van 27 slachtoffers van de Japanse kampen er zes (vier mannen en twee vrouwen) als kind tijdens de internering seksueel te zijn misbruikt. In zijn eigen praktijk is Schreuder in de loop der jaren bij zo’n 25 tot 30 cliënten dit dubbele trauma tegengekomen. Een -ex-geïnterneerde was niet in staat om tijdens zijn – psychotherapie met een. mannelijke psychotherapeut in één kamer’ te zitten. Dit bleek terug te voeren op het feit dat zijn moeder hem naar een Japanse luitenant had gebracht, die seksuele spelletjes met hem deed en hem enkele keren misbruikte. In ruil daarvoor kreeg de moeder rijst. Een tweede man werd samen met zijn zusje naar een Japanse kampcommandant gebracht. Op latere leeftijd was hij niet in staat andere mannen een hand te geven; dit riep een te sterke spanning bij hem op. Dat verhalen als deze tot nu toe weinig werden gehoord, komt volgens Schreuder door twee factoren. In de eerste plaats door het maatschappelijk taboe dat rust op de jongen als slachtoffer van seksueel misbruik, in de tweede plaats door de situatie in de kampen. Als daar iets voorviel moest het strikt geheim blijven, want de Japanners hadden te maken met een streng verbod op seksuele omgang met geïnterneerden. Bovendien hebben veel Jongens, door de afwezigheid van hun vader, In de Japanner een mannelijke identificatiefiguur gezocht en gevonden. In geval van verleiding en/of misbruik door de Japanner zou de jongen het gevoel hebben gehad dat hij er zelf aandeel in had, aldus Schreuder. De slachtoffers van toen ziin nu tegen de zestig. Waarom wordt dit probleem voor sommigen van hen nu pas actueel Schreuder: ‘De meest schokkende ervaringen zijn vaak het meest verdrongen. In het algemeen krijgen veel oorlogsgetraumatiseerden er pas laat last van. Daarnaast speelt de groeiende erkenning van het probleem een grote rol. Sinds een jaar of tien geldt dit voor oorlogstrauma’s, en de laatste jaren komt er voor de seksuele traumatisering van mannen wat meer aandacht. Dat maakt het makkelijker om erover te praten. Maar die erkenning gaat langzaam. Mannen zijn immers de daders en vrouwen de slachtoffers. Althans, volgens ‘het beeld dat wijd en zijd ingang heeft gevonden’, meent Jos van den Broek in zijn voornoemde boek. Maar dat beeld behoeft correctie. Jongens en mannen zijn net zo goed slachtoffer van seksueel misbruik en vrouwen blijken ook de dader te kunnen zijn, al is het vaker een man die misbruik pleegt. De reden dat jongens er vaak niet over praten is terug te voeren op de manier waarop zij worden grootgebracht, hun socialisatie. Van hen wordt verwacht dat zij sterk zijn en zichzelf kunnen beschermen, het initiatief nemen en emoties in de hand houden. Wat de samenleving als mannelijk ziet, gaat niet samen met slachtoffer-zijn. Bovendien leeft het idee dat mannen ‘altijd zin hebben’ en door Eveline Brandt op elke kans om te vrijen graag ingaan. Jongens tellen mee als ze veel ervaring hebben met vrouwen. Zij die zijn misbruikt door een vrouw, hebben in deze optiek ‘geluk’ gehad: ze waren er vroeg bij. In het boek van Van den Broek, dat Schreuder een ‘belangrijke bron’ voor zijn lezing en onderzoek noemt, Is sprake van seksueel misbruik als er lichamelijke contacten tegen de zin van het kind plaatsvinden of als het kind deze niet kan weigeren vanwege emotioneel overwicht of dwang van de dader. De machtsongelijkheid tussen het slachtoffer en dader en de onmogelijkheid te ontkomen telden In interneringskampen natuurlijk dubbel zwaar mee. Schreuder onderstreepte dan ook in zijn lezing dat in een kampsltuatie seksuele traumatisering een nog scherper en ernstiger effect heeft.
franseles.jpg

Over man-zijn praat je niet, man-zijn doe je. Maar hoe, als je bent opgegroeid in een Jappenkamp en daar seksueel werd misbruikt? Een dubbel trauma, waarop lang een taboe rustte.

Schreuder, momenteel de enige in Nederland die seksuele ervaringen in oorlogstijd bestudeert, is nu bezig zijn bevindingen wetenschappelijk te funderen en hoopt er eind dit jaar over te publiceren. Hij vindt de ‘grote verdienste van het boek van Van den Broek dat hij nu eens de aandacht vestigt op seksueel misbruik van mannen. Bovendien’, aldus Schreuder, ‘is hij geen psychiater, hij is andragoog, wat onderstreept dat dit een maatschappelijk probleem is en niet alleen een “ziekte” voor een “dokter”.’ Volgens Van den Broek is door gebrek aan kennis over seksueel misbruikte jongens, de hulpverlening er nog nauwelijks op ingesteld. Soman, de Stichting Ondersteuning Mannenwerk uit Utrecht, beaamt dit en schrijft in de onlangs uitgegeven brochure Hulpverlening aan mannelijke slachtoffers van seksueel geweld dat er in Nederland weinig opvangmogelijkheden en gespecialiseerde hulpverleners zijn voor misbruikte mannen. En dat terwijl uit onderzoeken die in Amerika en in Nederland zijn gedaan, blijkt dat ongeveer twintig tot dertig procent van de totale groep slachtoffers van het mannelijk geslacht is. Bovendien hebben jongens en mannen die slachtoffer zijn van seksueel geweld het In zekere zin nog moeilijker dan vrouwen en meisjes, meent Soman, daarbij wijzend op ‘de beeldvorming die mannen niet als slachtoffers maar hoogstens als daders kan zien’, en op ‘het doorgaans homoseksuele karakter van het geweld’. Maar als niemand ooit hoort over jongens als slachtoffer van seksueel misbruik, denkt een misbruikte man dat hij de enige is en komt hij er niet toe zichzelf als slachtoffer te benoemen. Van den Broek daarover: ‘De voortdurende ontkenning en minimalisering van het bestaan van seksueel misbruik van jongens draagt bij aan het voortbestaan ervan.’

De Groene Amsterdammer
17 juni 1992