Klein seminarie Apeldoorn

Ik ben op zoek naar schoolgenoten van mijn vader, Eddy Tolboom, op het Klein Seminarie in Apeldoorn in de periode 1952 – 1957.

In SPITS verscheen artikel over ene “Peter Wansink” (niet zijn echte naam) een jaargenoot van hem. Ik zou graag in contact komen met hem of met mensen die “Peter” of mijn vader hebben gekend in die periode. Mijn vader is overleden, maar ik zou graag meer te weten willen komen over hem in de desbetreffende periode. Gezien het verloop van zijn leven, vermoed ik dat ook hij te maken heeft gehad met seksueel misbruik.

Iedere informatie, van of over degene die zich Peter Wansink noemt in het artikel in SPITS, jaargenoten van mijn vader of het Klein Seminarie in Apeldoorn in het algemeen, zou mij kunnen helpen.

Bij voorbaat dank voor de hulp.

Dit is de link naar het artikel op het spitsblog over Peter Wansink:
http://blog.spitsnet.nl/2010/03/12/ik-wil-die-onrust-niet-terug/

Autobiografische roman

Jarenlang heb ik het misbruik door mijn hoofdonderwijzer verzwegen. Zoals bijna iedereen. Na mijn gesprekken met Peter John zocht ik een manier om iets te doen om potentiële slachtoffers in de toekomst te voorkomen, al is het er maar  één. Maar liefst zo veel als mogelijk natuurlijk. Maanden heeft het in mijn hoofd gezeten en na het lezen van Steven van der Hoeven zijn boek wist ik het: ik ga een autobiografische roman schrijven. Met de hoop natuurlijk dat de roman ooit wordt uitgegeven en vervolgens ‘verplichte’ lectuur wordt voor iedereen die een opleiding gaat volgen die iets te maken heeft met het opvoeden, begeleiden of onderwijzen van kinderen. Dat zou fantastisch zijn, wanneer ik dat voor elkaar zou krijgen. Natuurlijk heb ik de mazzel dat ik in mijn arbeidsleven al erg veel heb moeten en mogen  schrijven en dat ik zelf een lezer ben van boeken die iets met me doen. Al die kennis en ervaring kan ik mooi gebruiken voor mijn roman. Persoonlijk vind ik het schrijven het slotstuk om een punt achter het misbruik te zetten. Simpel gezegd: ik ben er klaar mee. Klaar met mijn dader (die toch al jaren dood is) en klaar met het slachtoffer zijn. Ik kijk uit naar de rest van mijn leven!

Wel heb ik besloten onder mijn pseudoniem, Johan Bastiaans, de roman te publiceren. Misschien flauw, maar ik wil mijn dierbare familieleden op deze manier in bescherming nemen. En was mijn oudste broer blijven leven dan had ik echt zo geheten. Dus zo’n sterk pseudoniem is het ook weer niet.

Wie mij wil volgen tijdens het schrijfproces: kijk even op mijn facebook pagina

https://www.facebook.com/pages/Johan-Bastiaans/310289115648380

Wanneer je op de ‘vind ik leuk’ knop klikt, krijg je in het vervolg op jouw facebook pagina automatisch mijn bericht. Daarnaast plaats ik artikelen die iets te maken hebben met het misbruiken van kinderen. In welke vorm dan ook. Voor mijzelf een overzicht wat er op dit moment allemaal mis gaat. Helaas een hoop!

groet, Johan

Electus – De Lasalle Stevensbeek

Hallo,
Mijn naam is Hans Willemsen en ben nog steeds op zoek naar lotgenoten die in de periode 1971-1972 op internaat De Lasalle in Stevensbeek hebben gezeten. Ben daar misbruikt door broeder Electus van Uden.
Wie kent deze man of is ook misbruikt door deze man en zou mij willen helpen?
Groeten, Hans Willemsen.

Joep Dohmen: Zalig zijn de armen van geest

NRC – 24 sept. 2011 door Joep Dohmen

Het overlijdensregister van de gemeente Heel en Panheel wordt bewaard in het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg: Op 18 juni 1953 meldt broeder Ivo Ramakers bij de ambtenaar van de burgerlijke stand het overlijden van drie gehandicapte kinderen uit Sint Joseph. Peter (13) stierf die dag om 6 uur ’s ochtends, Marinus (15) vier uur later. Leonard (15) stierf drie dagen eerder om 10 uur ’s ochtends.

Het was begin jaren zestig. ’s Nachts werden de twee broertjes wakker gemaakt. Dan nam de nachtbroeder ze mee naar zijn kamertje naast de slaapzaal. Om ze te verkrachten. Het gebeurde een paar keer per maand. Het hield pas op toen ze gesticht Huize Sint Joseph in Heel mochten verlaten.

Een andere pupil uit Heel moest met een stoel een broeder toetakelen om met rust gelaten te worden. Vanaf zijn elfde was hij in katholieke internaten seksueel misbruikt. In 1956 kreeg hij vier jaar jeugdgevangenis voor het slaan met die stoel. De cel voelde als een bevrijding. Daar bleven ze van hem af.

Sint Joseph was een gesticht voor epileptici, zwakzinnigen, wezen en voogdijkinderen. De instelling kwam onlangs in het nieuws. De commissie-Deetman, die seksueel misbruik in katholieke kostscholen en internaten onderzoekt, meldde het Openbaar Ministerie dat de sterftecijfers er tussen 1952 en 1954 veel hoger waren dan andere jaren. Binnen drie jaar overleden 34 minderjarige jongens. Inmiddels zoeken zes rechercheurs naar de oorzaak.

Kuisheid

Over misstanden op voormalig katholieke kostscholen en internaten is afgelopen anderhalf jaar veel bekend geworden. Nu blijkt dat het ook ernstig uit de hand liep in de katholieke zwakzinnigengestichten, met het mogelijk opzettelijk doden van pupillen als laatste onthulling. Wat was er aan de hand bij de broeders van de Heilige Joseph? Staat Sint Joseph model voor de rest van de katholieke gestichten? En, was de geestelijke gezondheidszorg in het katholieke landsdeel in de vorige eeuw slechter dan in andere delen van het land?

Terug naar Heel. In katholieke gestichten leefden kinderen onder één dak met priesters en religieuzen – ongetrouwde mannen of vrouwen die de geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid afgelegd hadden. Het risico voor de kinderen om slachtoffer te worden van machtsmisbruik was in zulke gestichten groter dan op kostscholen. Daar gingen de leerlingen periodiek naar huis. In de gestichten waren ze permanent in handen van broeders of zusters. En klagen over misstanden konden veel patiënten vanwege hun handicap niet.

De situatie in Sint Joseph was, tot de professionalisering van de zwakzinnigenzorg in de jaren zestig, erbarmelijk. Er heerste een voortdurend gevecht tegen vuil, stank en gekerm, schrijft historica Annemieke Klijn in haar in 1993 gepubliceerde boek Tussen caritas en psychiatrie over de gestichten Sint Joseph (jongens) en Sint Anna (meisjes) in Heel. Kinderen waren druk en vernielzuchtig, of verlamd, mismaakt en spastisch.

Sint Joseph was overvol. In 1953 waren er 447 bewoners en 25 broeders. Op de slaapzalen stonden de bedden rij aan rij. Om de zaak in de hand te houden zochten de broeders hun toevlucht tot een streng regime van orde en tucht. Oud-bewoners vertellen hoe broeders er op los sloegen, bij voorkeur met het touw dat ze om hun middel droegen.

Het hielp niet dat de broeders niet of nauwelijks opgeleid waren voor hun werk. Een deel was zelf verstandelijk beperkt. Een door de bisschop van Roermond ingestelde adviescommissie zette in 1946 vraagtekens bij de geestelijke vermogens van de broeders.

Wiel Snijders (77) was hoofdverpleger. Hij kwam in 1959 als een van de eerste leken naar Sint Joseph. „Ik was de enige met een verpleegdiploma. Het was een middeleeuwse toestand. Als die jongens het op de zaal in hun broek deden, stuurden de broeders ze naar de kelder. Als ze droog waren mochten ze weer naar boven komen.”

Verwaarlozing, mishandelingen en misbruik. Hoe ernstig de situatie was, blijkt uit het verhaal over pater Seraphinus, godsdienstleraar en rector in Sint Joseph. In hoger beroep werd hij in 1967 veroordeeld tot vijf maanden cel, waarvan vier voorwaardelijk, wegens het jarenlang misbruiken van verstandelijk gehandicapte kinderen.

Na zijn aanhouding in 1965 gaf de pater tegenover de politie toe dat seksueel misbruik vaker voorkwam, maar binnenskamers bleef: „Voorts wil ik nog naar voren brengen dat het logisch is dat men zoveel mogelijk, wanneer er het plegen van ontucht gebleken was, deze zaken intern wilde verwerken.”

Dat merkten twee lekenverplegers die de praktijken van de pater gemeld hadden bij de broeder-overste en de inrichtingsarts. Overste en arts deden niets. Toen de verplegers daarop naar de politie stapten, kregen ze van de broeders hun ontslag.

Annemieke Klijn rept in haar boek niet over seksueel misbruik. „Daar was ik destijds niet naar op zoek”, zegt Klijn. „Mijn boek was in 1993 grensverleggend. Ik beschreef ook de aangrijpende verhalen uit de patiëntendossiers. Dat was nog niet eerder gedaan. Maar ik zie nu ook dat ik destijds niet alles boven tafel gekregen heb.” Klijn mocht niet in alle archieven van de congregatie kijken.

Wat Klijn ook niet wist, was dat zwakzinnige kinderen niet alleen mishandeld en misbruikt werden, maar mogelijk ook vermoord. In het televisieprogramma Brandpunt vertelde oud-hoofdverpleger Nico van Hout (75) dat hij in 1969 hoorde dat een broeder vijftien jaar eerder twintig zwakzinnige pupillen had dood gemaakt. De kinderen zouden iets in hun pap gekregen hebben.

Uit de verklaring van de oud-hoofdverpleger blijkt dat het toen al bekend was binnen de instelling, en werd toegedekt. Daar deed, vertelde Van Hout, ook de inrichtingsarts aan mee. De arts stapte niet naar de politie, maar ondertekende de overlijdensaktes waarop natuurlijke doodsoorzaken stonden vermeld. Hij had er wel mee in zijn maag gezeten, bekende hij tegenover Van Hout.

Het doodmaken van kinderen mocht natuurlijk niet volgens de leer van de Rooms-Katholieke Kerk. Maar diezelfde Kerk vond ook dat ‘idioten’ een reine ziel hadden en voorbestemd waren om als engeltje naar de hemel te gaan. De taak van de broeders was de zieltjes tot God te brengen. Zo beschouwd was dat proces versneld.

Wie de broeder was die de kinderen vermoordde is niet duidelijk. Nico van Hout zei tegen rechercheurs dat het broeder Andreas was. Wiel Snijders noemde tegenover de politie broeder Constantius als dader: „Ik heb altijd gehoord dat die kinderen van ellende gestorven zijn. De broeder verzorgde ze slecht.”

Broeder Constantius verdween in 1959 uit Heel. Hij stapte uit de congregatie en nam de boot naar Amerika, zegt Snijders. „Daar had hij familie. Nooit meer iets van gehoord.” Broeder Andreas verdween ook. Na de sterfgevallen is hij overgeplaatst. Later verliet hij de congregatie. In 1969 trad hij in bij een andere katholieke kloosterorde, de trappisten. Broeder Andreas ligt begraven naast de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren, West-Vlaanderen.

Heimelijk hersenonderzoek

Sint Joseph was niet uniek in de wereld van de katholieke gestichten. Eerder kwamen ook misstanden in andere instellingen aan het licht.

Zoals in 1978, in het ‘Internaat voor RK mannelijke zwakzinnigen’ Huize Assisië in het Brabantse Udenhout. Een instituut van de broeders Penitenten. Daar bleken broeder Dionysius en de inrichtingsarts riskante experimenten te doen met patiënten. Honderdentachtig „diepgestoorden, idioten en imbecielen” kregen ongevraagd injectienaalden in hun ruggenmerg en vloeistof en lucht in hun hersenen om op röntgenfoto’s de hersenschors en ventrikels beter waar te kunnen nemen (luchtencefalografie). Dat alles ten behoeve van een heimelijk hersenonderzoek. De jongens waren er dagen ziek van. Ouders was nooit om toestemming gevraagd.

In Udenhout werd de directeur ontslagen en kreeg de arts 10.000 gulden boete. Broeder Dionysius werd overgeplaatst naar Tanzania. Hij werkt daar nog steeds als ziekenhuisverpleger.

Na het schandaal in Huize Assisië volgde in de Tweede Kamer kritiek op de schaars bemande Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid. Bij de inspectie bleek de neiging te bestaan zich niet te mengen in het eigen beleid van particuliere instellingen, zoals Sint Joseph en Huize Assisië.

Een andere katholieke inrichting voor geesteszieken, de St. Willibrordstichting in Heiloo, voerde castraties uit bij patiënten. Dit was een gesticht van de broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes. Het overkwam vooral ‘ter beschikking gestelden’. Op die manier maakten ze een kans om het gesticht te kunnen verlaten.

Omroep KRO liet in een tv-documentaire in 1997 zien hoe dat in zijn werk ging. Opmerkelijk detail in de uitzending: in Heiloo werden ook regelmatig priesters en priesterstudenten ontmand om hun vleselijke lusten af te remmen.

Joost Vijselaar, bijzonder hoogleraar geschiedenis van de psychiatrie aan de Universiteit Utrecht, wijst erop dat veel behandelmethodes die nu als gruwelijk worden ervaren, destijds acceptabel waren.

Hij noemt als voorbeeld lobotomie, het lossnijden van de prefrontale cortex van de rest van de hersenen. Moeizaam controleerbare geesteszieken veranderden door de ingreep (via een oogkas) in hanteerbare zombies. Bijeffect was dat het de verpleging in de overvolle en onderbemande gestichten makkelijker maakte.

„Lobotomie is in Nederland volgens een schatting van de Gezondheidsraad 200 keer toegepast tot 1972. In het buitenland nog veel vaker”, zegt Vijselaar. „En niet alleen in katholieke inrichtingen.”

Adagium van stilhouden

Was er verschil tussen de katholieke, protestantse en algemene gestichten als het gaat om de behandeling van pupillen?

Katholieke gestichten waren geslotener, zegt Vijselaar. Daardoor konden misstanden gemakkelijk verborgen blijven.

Bij misstappen gold het adagium van stilhouden, overplaatsen en beschermen van de naam van instituut, congregatie en kerk. Zo bleef destijds bij Sint Joseph in Heel ook de affaire rond de rector, pater Seraphinus, buiten de publiciteit. De rechtbank behandelde de zaak achter gesloten deuren en de broeders deden er het zwijgen toe. De geslotenheid komt voort uit de katholieke kloostercultuur. Congregaties onttrokken zich met hoge muren aan de rest van de wereld.

De kloostercultuur plaatste de katholieke broeders en zusters voor een dilemma: naar wie moesten ze luisteren? Hun superieur binnen de congregatie of naar de geneesheer? Bij de zorg voor een stervende was het hoogste gezag in elk geval duidelijk: dan gingen de heilige sacramenten vóór de lavementen.

Terugblikkend lijkt het er ook op dat katholieke artsen sneller overgingen tot behandelmethodes die tegenwoordig omstreden zijn. „Katholieke inrichtingsartsen waren minder terughoudend met het toepassen van lichamelijke behandelmethodes die nu als gruwelijk of gevaarlijk worden gezien”, zegt Cecile aan de Stegge, die eind dit jaar aan de Universiteit Maastricht hoopt te promoveren op de geschiedenis van de psychiatrische verpleegkunde in Nederland. „Hoe dat te verklaren is weet ik ook niet precies. Maar als ik de leerboeken uit die tijd vergelijk was de toon in de boeken van gereformeerden en neutralen ten aanzien van lichamelijke kuren voorzichtiger.”

De katholieken stonden ook sceptisch tegenover professionalisering van de zorg. Tot de jaren zestig hadden katholieke gestichten hun eigen kosteloze en meestal slecht opgeleide personeel: de broeders en zusters. Hoogleraar Vijselaar: „Aanvankelijk bestond er bij de congregaties grote weerstand tegen beroepsopleidingen. De inspectie heeft moeten afdwingen dat een deel van de broeders en zusters een diploma moest hebben.”

Katholieke gestichten beschikten over minder bekwame krachten dan protestantse of openbare gestichten, blijkt ook uit onderzoek van Cecile aan de Stegge. „Het katholieke volksdeel liet de verantwoordelijkheid lange tijd over aan congregaties, waarvan de leden een gelofte van armoede hadden afgelegd. De sobere, sterk gestructureerde leefstijl van deze kloosterlingen – in grote groepen met bijzonder weinig privacy – werd ook de leefstijl van de patiënten. Katholieke jonge vrouwen die verpleegster werden in zo’n gesticht werden na hun diplomering vaak binnen twee jaar ontslagen en mochten geen leiding geven, tenzij ze intraden bij de congregatie. Katholieke mannelijke leken werden wat langer gehandhaafd, maar mochten tot vijf à tien jaar na de Tweede Wereldoorlog evenmin leiding geven. Het gereformeerde kerkvolk had geen congregaties en naar het schijnt een sterker besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. In gereformeerde kerken werd flink gecollecteerd voor de gestichten en werden jongeren actief opgeroepen verpleger of verpleegster in de psychiatrie te worden.”

Pas na 1967, met de invoering van de Algemene wet bijzondere ziektekosten, werden alle inrichtingen gelijk bekostigd.

Geloof kwam meestal op de eerste plaats in katholieke gestichten. Onderzoekster Aan de Stegge illustreert dat met een voorbeeld. „Bij de broeders Penitenten werd het leerboek van de gereformeerde arts Schermers gebruikt. Een probleem was echter dat de zesde editie van dat boek (1938) ook tekeningen bevatte van menselijke geslachtsorganen. Dit waren vrij technische, anatomische tekeningen. De congregatie beschouwde deze kennelijk als verboden afbeeldingen voor de broeders. In de leerboeken werden deze tekeningen verwijderd. Ik maak daaruit op dat lichamelijkheid als vanzelfsprekend werd gekoppeld aan het probleem van de seksualiteit, meer dan aan de behoefte om goed te weten hoe het lichaam in elkaar zit.”

Katholieke gestichten waren gesloten, hadden slecht opgeleid en te weinig personeel en de zorg was ondergeschikt aan het geloof. Uiteindelijk draaide alles om de vraag of de patiënt in de hemel zou komen.

De geheimen van Sint Joep en van Sint An -deel1-

Het verhaal van Wimpje Osterop – door Jules Zollner

Dit is het verhaal van Wimpje Osterop.
Het is geen goed en mooi verhaal ik wijs er van tevoren op. Wimpje Osterop overleed in 1956.

Wimpje Osterop was de zoon van een bekende vleesverwerker in Maasniel en net als ik geboren in 1944.

Hij zat bij mij in de eerste klas basisschool Sint Jozef aan de Dyonisiusstraat tegenover de achterkant, de cellen van de gevangenis te Roermond in 1950. Ernaast in één en hetzelfde gebouw stond de St. Franciscusschool en op een steenworp afstand stond Huize Sint Jozef (“Pro Juventute” een internaat voor weeskinderen) aan de Betlehemstraat / Jesuitenstraat in de gebouwen waar thans het arrondissementsparket tegenover de gebouwen van het vroegere Groot Seminarie in is gevestigd. Om te spelen in het speelkwartier liepen de kinderen van de Sint Jozef School onder straffe leiding van de leerkrachten altijd naar de overkant van de straat de Betlehemstraat naar de veel grotere speelplaatsen van Huize Sint Jozef. Ik weet de kleur van de steentjes nog die loodgrijs was met ruitvormige groeven erin. Zoals ook op de bruggen van Luik boven de Maas.

Als de kinderen té lastig of onhandelbaar waren werden ze overgeplaatst van school Sint Jozef aan de Roermondse Dyonisiusstraat naar Huize Sint Jozef (Sint Joep) te Heel.

Wimpje Osterop was een bijzonder klein mens die opviel door zijn nietigheid en nietswaardigheid. Zijn kleren waren haveloos en gescheurd. Hij vond zelf al dat hij er niet had mogen zijn op aarde. Hij had niet geboren mogen worden. Hij keek je aan met ‘n dubbele, schrijnende betekenis. Hij had ‘n paar broertjes die veel sterker waren.

Hij werd later doodgeslagen.

Vermoord, zoals we dat nu in termen van hedendaags recht zouden kunnen noemen.

De Sint Jozef- en de Franciscusschool aan de Roermondse Dyonisiusstraat werden in 1950 gerund door de broeders van de Kleine Sint Jozef, die oorspronkelijk afkomstig waren uit Maastricht en die nog meer scholen runden vanuit hun klooster aan de bocht van de Willem II singel in Roermond, naast het huis en de tuin van dokter Bär. Het pand werd later Hotel Geurts en is herbouwd in seniorenflats met woonlagen.

Zolang de broeders (voor ons Norbertus in klas 1 en Fidentius in klas 2) de scholen runden waren het uitstekende scholen die kwa kwaliteit en leefbaarheid met kop en schouders uitstaken boven alle andere scholen voor basisonderwijs in Roermond en Limburg.

De broeders trokken weg en lieten hun klooster en de scholen in Roermond in de steek. Ze runden alleen nog Huize Sint Jozef in Heel. Het was 1952 en de Sint Jozef en Franciscusschool aan de Dyonisiusstraat vervielen ogenblikkelijk tot de ergste achterbuurtscholen die er bestonden. In de klassen en op de speelplaatsen heerste absolute constante terreur door diefjes en diefjesmaten en er werd keihard geslagen, door jongetjes met boksbeugels en ploertendoders. Het lekenpersoneel als onderwijzers en ook de hoofdonderwijzer, met namen als H…t en R…s (ik zal de namen niet voluit schrijven omdat ze nog in leven zijn) was niet bij machte om ook maar iets te doen. Ik zal nooit vergeten het geluid van de zwijgend hard tegen elkaar stompende en botsende hoofden vuisten voeten en lichamen van leerlingen en leerkrachten in de klassen en op de speelplaatsen in de onafgebroken en altijd voortdurende vechtpartijen op leven en dood die in en buiten school werden gehouden. We liepen naar en van school in grote omwegen.

Wimpje Osterop was een klein mager dun en vaalkleurig jongetje dat na geboorte de gevolgen van de hongerwinters nog maar nauwelijks of niet te boven was gekomen. Hij stond constant sprakeloos van verbijstering en onmacht. Hij zat ‘n paar plaatsen achter mij. Naast mij zat Sjakie L., een jongetje uit de onderwereld van de Kruisherenstraat (“Krententuin” in Roermond genoemd) die mij op de meest kritieke momenten om me het leven te redden nog een heel klein beetje ondersteuning gaf. Ik kom hem regelmatig tegen en samen zitten we urenlang te Roermond zwijgend op een bank. Sjakie vocht zich kapot, te barsten, maar hij overleefde. Hij staat hier ergens met foto in de blog. De doodsschrik staat nog in z’n ogen. Hij heeft het nooit verwerkt. Hij is 69 jaar en ik ben 67.

Zjwaere Ties
Wimpje Osterop was zwak, klein, tenger, mager en ziek, maar hij keek altijd vriendelijk, met hulpeloze kleine stamelende oogjes, zei niets. Op een dag verscheen hij met over z’n hele lichaam bloedende en etterende zweren. Sindsdien werd hij “zjwaere Ties”) genoemd, “zweren-Tijs”. De jeugd was bijzonder hard in het bedenken en onmiddellijk het hele leven lang gebruiken van scheldnamen. Eigenlijk heette hij Thijs.

Wimpje Osterop werd geslagen geschopt en geraakt waar ze hem maar raken konden. Het was afschuwelijk om te zien. Meer dood dan levend lag hij iedere dag te krimpen van de pijn en te bloeden uit zijn zwerende etterende wonden op de stenen en plavuizen van de speelplaats. Iedereen stond er omheen en niemand deed wat. Allen zwegen. Ook de leraar.
Huize Sint Jozef (Sint Joep) Heel.

Stiekum ging ik na afloop van de schooldag wel eens naast hem staan en sprak heel even vlug met hem. Hoe het hem ging. Hoe hij zich voelde. Een paar seconden. Niemand mocht het zien.

Hij bleef steeds vaker thuis. Doodziek kwam hij af en toe nog eens op school. De overige jongetjes van de klas en van de school, we waren 10 of 11 jaar, waren er niet veel beter aan toe. Roermond lag kapot, en aan opbouw was men nog niet begonnen. Bij de melkboer kon je alleen met water aangelengde melk krijgen.

Wimpje Osterop werd overgeplaatst naar Sint Jozef (Sint Joep) in Heel. Men zei ons dat er niets anders op zat, omdat er niets met hem te beginnen viel. Als jongetjes herinnerden we ons allemaal, dat er heel goed met Wimpje Osterop gesproken en geredeneerd kon worden. Maar we zeiden niets. Het was 1953.

Later hoorden we, dat Wimpje Osterop kort na zijn binnenkomst in Sint Jozef te Heel was vermoord. Het schokte ons. In de boeken en registers zal teruggevonden worden dat Wimpje Osterop is overleden aan longontsteking. Wij wisten en weten wel beter.

Zoals het met Wimpje Osterop is gegaan zo ging het met veel jongetjes. Het werd ons allemaal aan elkaar en onderling doorgegeven. Compleet met namen en omstandigheden erbij. Iedereen sloot het op in zijn eigen herinneringen- en geheugenkerker. Bijna iedereen nam de geheimen die er rond ontstonden mee in zijn graf. Van degenen die ervan weten en durven te vertellen zijn er niet veel over.

In Huize Sint Jozef te Heel (Sint Joep) werd door de broeders ongemeen hard fel en snel geslagen. Er heerste een dodelijk dictatoriaal angstwekkend beklemmend dril-regime. Er kwamen geen sexuele uitspattingen voor. Er heersten zware, ernstige ziekten en epidemiëen, waar volstrekt niets aan werd gedaan. Ouders van kinderen die er waren opgenomen zeiden het, en hun broertjes en zusjes. Alles onder strikt opgelegde en in stand gehouden bekrompen beperkte geheimhouding. Uit schaamte. En uit onmacht. Uit slaafse navolging van kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Schaamte, absolute corrumperende geheimhouding, krampachtig in stand gehouden gebrek aan toezicht en ingrijpen.

Onmacht en slaafse navolging lagen als een zwarte zware onbeweeglijke deken van verdoemenis over de provincie Limburg in en rond de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Veel huidige oudere bewoners dragen er de getraumatiseerde gevolgen van. Zij spreken nooit. De leefgemeenschap Sint Joep was en bleef, blijft ook nu nog, absoluut hermetisch afgesloten en verkrampt.

Niemand in Limburg was en is bij machte, daaraan nog iets te doen.

De wantoestanden die voorkwamen in Huize Sint Joep en Huize Sint An, waar het voor meisjes nog veel gruwelijk erger en harder was, heersten ook en net zo dreigend-beangstigend op de andere Limburgse tehuizen voor opvang en begeleiding van intern geplaatste kinderen zoals De Kreppel in Heythuysen en Maria Roepaan te Venray-Ottersum, Pepijn te Echt en Watersley in Sittard. Kinderen van alle scholen gaven de informatie in het diepste geheim aan elkaar door. Hun ouders wisten het. Dat er veel ernstig geretardeerde en debiele kinderen in de tehuizen voorkwamen, was het gevolg van de grote mate van inteelt die tot in de beginjaren van deze eeuw in tal van dorpen en gemeenten te Limburg voorkwam en zelfs geboden leefstructuur was. ‘n Kind van het ene dorp mocht niet trouwen met ‘n kind van ‘n ander dorp. Men trouwde veelal binnen de directe familie. De gevolgen werden algemeen aanvaard.

Niettemin zullen geen aantoonbare sexueel aberrerende relaties kunnen worden gelegd tussen het overlijden van kinderen in de tehuizen en het gedrag van hun begeleiders.

Wel kwam het voor dat broeders en begeleiders in de tehuizen een soort van medemenselijke, rechtschapen en gerechtvaardigde euthanasie pleegden. Soms in consensus met de ouders.

Jongensinternaat Steyl
Waar wél zeer regelmatig, bij herhaling en in zeer ernstige vorm verboden sexuele handelingen en misbruik door begeleiders, leerkrachten en geestelijken op jongens werden gepleegd, tot ver in de jaren van de vorige eeuw toe, was het Jongensinternaat van de zusters te Steyl. Regelmatig werden daarvan mannelijke begeleiders en geestelijken door de rechtbank in Roermond veroordeeld, -waarover werd gepubliceerd-, wegens sexueel misbruik en verkrachting van deze jongens. Het leek er daarbij tijdens de behandelingen ter zitting in de verklaringen soms op, dat sexuele wandaden in het klooster van Steyl door een deel van de plaatselijke bevolking in bepaalde mate wellicht op enige wijze werden getolereerd. Niettemin waren er geen dodelijke slachtoffers.

-.-
Verzorgers en verplegers van de genoemde tehuizen woonden en spraken met mij in de dorpen rond Heel waarin ik zelf woonde en werkte. Zij waren lid van dezelfde verenigingen als ik, en zaten vroeger bij mij in de klas.

Veel bladzijden uit boeken die altijd gesloten bleven, waaruit de schande van de provincie spreekt, zullen thans in de toekomstige tijd worden geopend. Omdat de waarheid, hoe goed verborgen ook, altijd aan het licht komt.

Buiten deze publicaties worden door mij geen verklaringen afgelegd of uitspraken gedaan.
Wordt vervolgd.

Jules Zollner

OM bekijkt dood 34 jongens

Geschokt heb ik vanmorgen kennis genomen van onderstaand artikel in De Limburger.

Wij kennen de verhalen al van mishandeling, eenzame opsluiting, sadisme en seksueel misbruik. Wij hoorden al langer over ‘verdwijning’ van kinderen geboren als gevolg van seksueel misbruik en uit seksuele relaties van nonnen. Helemaal onverwacht komt dit nieuws dus niet, maar niets kan je voorbereiden voor een dergelijke openbaring… Deze keer gaat het over mensenlevens die beëindigt zijn, niet “alleen maar” vernietigt! Deze keer zijn de verhalen onderbouwd door archieven-onderzoek en, neem ik aan, dat er voldoende bewijzen zijn om de ogen te openen van de Nederlandse overheid, die zich tot nog toe angstvallig afzijdig houd van het onderzoek naar gebeurtenissen in de katholieke instellingen. De overheid moet nu snel handelen:

Het OM zou nu, onmiddellijk, en zonder enige vertraging, in navolging van Justitie in België, invallen moeten doen bij alle bisdommen, congregaties, kloosters en instellingen en alle archieven in beslag nemen. Voordat er waardevolle informatie vernietigd word! Want dat gaat er gebeuren als ze niet heel erg snel reageren…

Dit bericht voegt een nieuwe dimensie toe, een ander zwart stukje in de pikzwarte puzzle die rooms-katholieke kerk heet.
Ton Leerschool
Stichting Mannenhulpverlening na seksueel misbruik

OM bekijkt dood 34 jongens

De Limburger – 16 augustus 2011 – door Hans Goossen en Theo Sniekers

Het Openbaar Ministerie onderzoekt de dood van 34 jongens begin jaren vijftig van de vorige eeuw in de toenmalige zwakzinnigeninstelling Sint Joseph in Heel. De verdachte sterfgevallen zijn gemeld door de commissie-Deetman, die onderzoek verricht naar seksueel misbruik van minderjarigen in de rooms-katholieke kerk.

In Sint Joseph in Heel waren de kleine broeders van de heilige Joseph tot 1969 verantwoordelijk voor de opvang en verzorging van zwakzinnigen. Uit archiefmateriaal dat de commissie-Deetman onder ogen kreeg, bleek dat in de jaren 1952, 1953 en 1954 het aantal sterfgevallen aanzienlijk hoger lag dan gemiddeld in de Heelse instelling. Dat was eind jaren vijftig ook bekend bij onder meer het bisdom Roermond, de Arbeidsinspectie, het toenmalige Katholieke Verbond van de kinderbescherming en mogelijk een inspecteur van de volksgezondheid.

Het Openbaar Ministerie (OM) bevestigt het strafrechtelijk feitenonderzoek, maar kan nog niets zeggen over de doodsoorzaak van de 34 minderjarigen. “We zijn begonnen met het benaderen van de nabestaanden. Het feitenonderzoek moet meer duidelijkheid bieden over de sterfgevallen. Op dit moment kan ik er niet meer over zeggen”, stelt landelijk OM-woordvoerder Erwin Schieving. Als sprake is van misdrijven, zal geen vervolging plaatsvinden, omdat ze zijn verjaard. “Toch doen wij onderzoek. Wij hebben als OM ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Gelet op de impact en omvang van de zaak willen we precies weten wat zich heeft afgespeeld.”

Het is mogelijk dat de sterfgevallen verband houden met seksueel misbruik. Zowel het OM als de commissie-Deetman wil daarover niets kwijt. De commissie-Deetman geeft wel aan relevante informatie te betrekken bij haar eindrapportage, die eind dit jaar wordt verwacht. Over de wijze waarop de verdachte sterfgevallen destijds aan het licht kwamen, zwijgen alle partijen. Ook over mogelijke verdachten doen ze geen mededeling. Daarnaast blijft onduidelijk waarom na 1954 de sterftecijfers weer daalden. Het bisdom Roermond was gisteravond niet bereikbaar voor commentaar. Het bisdom heeft volgens de commissie-Deetman wel laten weten achter het inschakelen van het OM te staan. De OM-woordvoerder zegt dat de informatie over de mogelijk verdachte dood van 34 kinderen niet eerder bekend was bij justitie. Of eind jaren vijftig sprake was van bewust in de doofpot stoppen door het bisdom en andere instanties, is niet bekend.

Sint Joseph in Heel maakt tegenwoordig deel uit van de overkoepelende stichting Daelzicht. Die stichting nam in 1969 de zorg voor verstandelijk gehandicapten over van de broeders van de Heilige Joseph. Een woordvoerster van Daelzicht wilde gisteren nog niet reageren. “Wij wachten af tot de commissie-Deetman officieel met informatie naar buiten komt.”

Brief aan 'Joep'

Beste Joep,
Het is ondertussen allemaal lang geleden, maar nog ruim op tijd om je alsnog deze brief te schrijven. De dood is namelijk eeuwig en wat zijn dan 45 jaar. Niets dus. Ik weet nog goed dat ik je voor het eerste zag en dat je met me kwam praten en me zelfs kwam troosten. Ik was eenzaam en niet gelukkig en ‘jij’ had dat gezien. Je opmerkzaamheid trof me. Een kind klampt zich daaraan vast. Ik zocht houvast in de vreemde wereld die het internaat destijds voor mij was. Je zocht mij steeds weer op, bekommerd als je was over mijn welbehagen. Steeds meer en dichter bij en ik had je steeds meer nodig… Ik keek tegen je op…
Maar dan werd je vervelend,… handtastelijk,…eerste geleidelijk, subtiel, dan kordater,… als vanzelfsprekend. Ik had dat niet graag Joep, dat moet je toch gemerkt hebben,…. Ik ben spontaan terug naar je kamer gekomen want ik wilde je niet kwijt en dan weer die vervelende dingen. Joep waarom deed je dat, je was toch mijn vriend. Je was mijn houvast in mijn wankele onzekere jonge leven… Ik moest nog alles leren… Zelfvertrouwen krijgen, vertrouwen opbouwen in mensen. Joep, dit is mij nooit meer gelukt. Jij die mijn beste vriend waart werd ook mijn grootste kwelling… Maar ik had niemand anders…Jij, de godsdienstleraar, die vanop het verhoog voor de klas orakelde over zonde en eeuwig brandden in de hel als het over het 6de en 9de gebod ging. Juist jij draaide er je hand niet voor om om kort nadien, zelf, ongegeneerd, systematisch, mij te misbruiken. Hoe moest ik dat als jonge puber rijmen? Heb je jezelf dat nooit afgevraagd?
Je bent regelmatig thuis geweest en ik zie je nog zitten aan de grote tafel,… op de ereplaats, als een wolf in schapenvacht, de huiskamer gevuld met de rook van je dikke sigaar. Alles liet je je welgevallen. Mijn moeder maakte speciaal eten voor je klaar want je waart ziek en mocht niet alles eten. Iedereen thuis herinnert zich dat nog. Jij zat daar als de grote weldoener. Jij, die je verlaagd had om bij een hard werkend, eenvoud gezin met 6 kinderen, mee aan tafel te zitten in je habijt,… dat stonk, trouwens je stonk altijd,… waste jij je niet?
Als ik weggegaan ben van het internaat ben ik je uit het oog verloren,… tot ik ging trouwen en mijn vader vond dat de man die mij zo goed begeleid had tijdens mijn moeilijke internaatjaren toch niet mocht ontbreken op dit heugelijke feest. Ik vond je eerst niet want je woonde niet meer in het klooster. Als ik voor de deur sta van een pastorie waar je toen verbleef, samen met mijn toekomstige echtgenote, en de deur open ging, zag ik je schrikken. Dit had je niet verwacht. Ik vertelde dat ik ging trouwen en je kwam uitnodige voor het feest. Onhandig en krampachtig mompelde je wat over… dat dat niet ging,…ziek zijn,…liever gerust gelaten werd… en nog wat, wat ik niet meer verstaan heb. En toen ik nog wat wilde zeggen was je al bezig de deur weer dicht te doen. Dit was de laatste keer dat ik je gezien heb of nog wat van je gehoord heb,… en leefde ik verder met mijn groot geheim.
Kennelijk waart je toch niet zo erg bekommerd om mij, want ik heb nooit nog iets van je gehoord. Toen ik je terug wilde opzoeken om eens over het verleden te praten was je dood,… stiekem vertrokken, mij de kans niet latend orde op zaken te stellen. Joep, je waart priester en naar ik aanneem, een gelovig mens. Waar ben je dan nu eigenlijk? Heb je alles een beetje geregeld gekregen om het toch naar je zin te hebben nu?
Toen ik aan je graf stond ben ik je komen vergeven. Je hebt me toch niet staan uitlachen, mag ik hopen. Ik meende dat, ik wilde eindelijk klaar zijn met de zaak. Heb je op je levenseinde helemaal niet meer aan mij gedacht? Heb je nooit gedacht, ik moet nog iets goed maken vooraleer ik op ‘de dag des oordeels’ sta? Kun je begrijpen dat ik lang als een bange en angstige wezel heb moeten leven, laverend tussen, voor mij, allemaal gevaarlijke en onbetrouwbare mensen. Het is moeilijk leven als niets of niemand te betrouwen is Joep.
O, ja, nog dit. Mijn Pa is al 27 jaar dood, gestorven aan kanker. Mijn Ma is ondertussen 86 en nog in goede gezondheid en verblijft tot haar gehele tevredenheid in een serviceflat. Ik woon al 15 jaar alleen en heb twee prachtige kinderen en twee al even prachtige kleinkinderen…En meer nog,’ het gaat goed met mij’. Dat wou ik je nog laten weten maar misschien verveel ik je nu en interesseert het je helemaal niet….Misschien heb ik wel je rust verstoord, sorry dan…..
Groeten van Willy

Mijn verwerking

Tijdens mijn jeugdjaren ben ik gedurende 2 à 3 jaar seksueel misbruikt door een pater van het internaat waar ik destijds (1962 tot 1966) verbleef. Het is pas jaren later dat ik ben gaan beseffen dat de feiten die mij in mijn puberteitsjaren overkomen waren zware consequenties hebben gehad voor mijn verdere leven. Gedurende gans mijn leven heb ik met een minderwaardigheidscomplex geworsteld. Rond mijn dertigste heb ik een zware depressie gehad. Mijn huwelijk heb ik niet kunnen beleven zoals dat in normale omstandigheden had moeten zijn. Ik kon de genegenheid, de lijfelijke warmte zeg maar, waar een vrouw zo behoefte aan heeft niet geven. Na 25 huwelijksjaren zijn we uiteindelijk gescheiden. Mijn voormalige echtgenote noch mijn twee kinderen kennen dit verhaal. Voor mijn voormalige echtgenote was ik de koele afstandelijke minnaar die als maar minder de intimiteit die bij een huwelijk hoort kon opbrengen. Ooit heb ik haar verteld dat ik op het internaat misbruikt ben geweest maar meer wilde ik er toen niet over vertellen, vooral uit schaamte. Voor mijn kinderen was ik de man die hun moeder heeft verlaten om zijn leven verder alleen te leven.

Er is veel geschreven – zowel door slachtoffers als door de media – over dit misbruik dat in de jaren van het ‘rijke roomse leven’ veelvuldig is voorgekomen. Ook ik ben beginnen schrijven en op zoek gegaan naar opheldering omdat ik inzicht wilde krijgen in datgene wat mijn leven voor een groot deel heeft bepaald. Inzicht in de toen heersende cultuur maar ook in de persoon van de dader. Meer bepaald, zijn afkomst, zijn tekortkomingen, zijn frustraties. En hoe is het zover kunnen komen? Was ik dat domme, verlegen, naïeven, naar genegenheid hunkerende (thuis kreeg ik die door omstandigheden te weinig) jongentje dat de dader plots op een idee heeft gebracht of was ik overgeleverd aan een notoir pedofiel die al een verleden van ontucht op kinderen met zich meesleepte? Was ik het enige slachtoffer op het internaat? Was ik het enige slachtoffer van de dader?

Deze zoektocht heeft mij terug naar het internaat gevoerd en heeft geleid tot meerdere gesprekken met mensen van de congregatie die destijds het internaat beheerden. De levensloop van de dader is mij inmiddels grotendeels bekend. De kleine Joep (zo noemde men hem) was niet gezond, leed als kind al aan suikerziekte en had een groeistoornis. Op mijn 13de was ik al groter als hem. Aan de hand van verschillende foto’s en gesprekken met zijn toenmalige confraters weet ik dat Joep als 12 jarig jongentje naar het klein seminarie ging om priester te worden. De oudste foto die ik van hem heb dateert van 1921 en daar staat hij trots te wezen, met in zijn handen een soort van toelatingsdiploma voor het seminarie, te midden van de erg jonge aspirant priesters,… hij als allerkleinste. Joep had ‘roeping’,…dacht hij. Je kunt je afvragen of het verantwoord was een twaalfjarige met een al of niet aangepraatte ‘roeping’ een fuik in te sturen waar in die tijd nauwelijks of geen zijuitgang voorzien was. Hij was waarschijnlijk een goed student. Op 1 aug 1933 wordt hij tot priester gewijd door Mgr J.D.J. Aengenent, bisschop van Haarlem. Op 3 aug 1933 draagt hij zijn Eerste Heilige Mis op. Joep wordt missionaris in Congo en op 6 jun 1934 krijgt hij het ‘missiekruis’ uit handen van dezelfde bisschop. Of het missionaris worden zijn eigen keuze was is nog maar de vraag. Op zijn overlijdensprentje staat letterlijk : ‘Ofschoon zwak van gezondheid, ging hij, gehoorzaam toch als missionaris naar Zaïre’. Hij misdraagt zich ginder en wordt in 1951 terug naar België gestuurd. Nog volgens zijn overlijdensprentje :’Na de oorlog kwam hij terug naar Europa en noch hijzelf, noch zijn oversten vonden zo direct een voor hem geschikte opdracht’. Hij zal echter toch in enkele Belgische parochies actief zijn en gaat godsdienstlessen geven. Alzo leer ik hem in 1962 op het internaat kennen. Hij ontfermt zich over mij, troost mij omdat ik ongelukkig ben, nodigt mij uit om naar zijn kamer te komen en zal later ook regelmatig thuis mijn ouders bezoeken. Als het misbruik begint zit ik volledig vast in het web dat hij zorgvuldig rond mij heen gesponnen had. De details van het misbruik doen er nu niet toe. Het misbruik heeft 2 à 3 jaar geduurd en het zijn uiteindelijk mijn barslechte rapportcijfers die mij op mijn 16de van school doen veranderen. Veel later ben ik te weten gekomen dat hem in 1965 (periode van het misbruik) de bevoegdheid van godsdienstleraar is ontnomen. Rond 1970 is hij, met bemiddeling van advocaten, uit het klooster gezet, officieel wegens zijn asociaal gedrag. Hij verziekte de sfeer in de kloostergemeenschap en heeft zijn congregatie te schande gemaakt. Hij heeft nadien zowel in België als in Nederland gewoond en is uiteindelijk overleden ten gevolge van zijn ziekte op 18 maart 1988 in Boxmeer. Dit is in grote lijnen zijn levensloop die niet wijst op een gelukkig leven.

Men heeft van de congregatie uit tijd noch moeite gespaard om tegemoet te komen aan mijn verlangen de feiten zo goed mogelijk te reconstrueren en in zijn juiste context te plaatsen. Men heeft mij honderduit verteld over hem, over zijn moeilijk karakter, gefrustreerd als hij was vanwege zijn ziekte en zijn kleine gestalte en over zijn familiale afkomst. Hij heeft het zijn confraters, zijn congregatie, zijn studenten en de bevolking in Congo en ook zichzelf bijzonder moeilijk gemaakt. Ik ben dankbaar dat men naar mij geluisterd heeft, mij serieus genomen heeft en mij erkenning heeft gegeven. Allemaal elementen die voor een slachtoffer onontbeerlijk zijn om het gebeuren een plaats te kunnen geven en nodig zijn vooraleer er nog maar gedacht kan worden aan ‘vergeving’… En ja, ik heb dat ‘geluk’ gehad.

12 sep 2010 is een druilerige dag. Het is 13.30 uur en ik sta alleen op het piepkleine kerkhof in het al even kleine dorpje in de provincie Noord Brabant in Nederland. Vlak voor mij het onopvallend graf van Joep, tussen enkele al even onopvallende graven van overleden confraters. Hij ligt hier al 22 jaar en de laatste jaren van zijn leven zijn, wegens zijn ziekte, voor hem bijzonder moeilijk geweest. Voor het eerst sinds 45 jaar ga ik weer met hem praten, luidop, terwijl er tweehonderd meter verder festiviteiten gaande zijn. Ik noem hem voor het eerst ‘Joep’. “Joep, ik ben hier om u vergeving de schenken. Het is beter dat we het voor elkaar niet moeilijker maken dan het al is. Je hebt geen makkelijk leven gehad en waarschijnlijk zijn de dingen niet gelopen zoals je ze zelf hebt gewild. Toch ging ook voor u het leven door en moest je roeien met de riemen die je had, ik ga dat ook proberen. Ik probeer mij te troosten met de gedachte dat je niet wist welke ravage je in mijn leven hebt aangericht. Rust zacht….”

En daar stond ik dan onder mijn paraplu op het natte troosteloze kerkhofje te huilen,… maar niet van verdriet… Maar van opluchting, van dankbaarheid ook omdat ik in mijn verwerkingsproces op het juiste pad was gezet en mezelf niet verloren heb in verbittering en wraakgevoelens. En dat ik de kracht gevonden heb om deze woorden uit te spreken. Uiteindelijk heb ik daardoor mijn doel bereikt. Ik wilde niet blijven steken in het moeras waar ik als kind tot aan mijn knieën in was weggezakt.

Ik kan hier niet in woorden uitdrukken welke uitwerking deze ‘vergeving’ bij mij heeft gehad. Er viel een zware last van mijn schouders die ik al jaren en jaren mee gezeulde. De beperkingen die het misbruik hebben veroorzaakt heb ik aanvaard of dat probeer ik althans, zoals iedereen beperkingen heeft en die ook zal moeten leren aanvaarden. De dader is gereduceerd tot wat hij werkelijk was,… een sukkelaar die zelf slachtoffer was van zowel lichamelijk als geestelijk ongemak maar ook van een verstikkende ideologie en misbruik gemaakt heeft van mijn afhankelijkheid, mijn ongelukkig zijn en van mijn kinderlijke naïviteit.

Dit is zeer in het kort het relaas van een proces dat jaren heeft geduurd en waarvan ikzelf overtuigd ben dat dit voor mij de enige juiste weg is naar heling. Nogmaals dank aan al diegene die naar mij hebben willen luisteren, mijn serieus hebben genomen, mij geholpen hebben en de aanzet hebben gegeven naar een voor mij, naar omstandigheden, leefbaar leven.

Pensionaat St.Louis in Weert en Amersfoort: Broeder Eliseüs (Zeegers).

Lotgenoot is op zoek naar lotgenoten.
Heb in de jaren 1964 tot 1967 op Pensionaat St.Louis te Weert gezeten.
Ben in de jaren tussen 1964 en 1966 seksueel misbruikt door Broeder Eliseüs (Zeegers) ook wel broeder Schilder genoemd. Mijn vraag is of er mensen zijn die ook door deze broeder zijn misbruikt. Of zijn er mensen die zich iets herinneren of getuige zijn geweest van deze gebeurtenissen? Br. Eliseüs is ook jaren werkzaam geweest op pensionaat St.Louis te Amersfoort.

Sancti Alberti Gymnasium

Ik ben op zoek naar studiegenoten van het Sancti Alberti Gymnasium in Zenderen (ov) gedurende de jaren 1957-1961. Ik was daar toen intern en ben misbruikt door een broeder Ambrozius. Ook een medeleerling van de 5e klas, genaamd Jan de Boer heeft geprobeerd om mij te misbruiken. Graag reacties, bij voorbaat dank.