Hallo,
Ik wil graag mijn verhaal kwijt over wat mij ruim 32 jaar geleden is overkomen en nu erg actueel is. Ik ben 1 van de 2 melders inzake Bert Sturkenboom. Ik heb mij ook bij KLOKK aangemeld.
Het is mijn verhaal, mijn manier om mijn gevoel te uiten zoals ik mij nog steeds voel.
Ja sorry, nu ik mij heb gemeld lopen de tranen de hele dag over mijn wangen en zoek ik troost bij mijn zoon van elf, die overigens nergens van af weet.
Mijn ouders, zussen en vriendin weten nu wat er is gebeurd. Ik maak mij ernstig zorgen over mijn ouders. Mijn vader, 79 jaar oud zit er helemaal doorheen en is in staat om de bewuste man alsnog eigenhandig in stukken te knippen met een heggenschaar, zoals hij zelf zegt.
In het dorp worden ze aangesproken over het feit. En ze weten zich geen houding te geven. Niet dat het bekend is wat mij is overkomen, laat staan dat men in het dorp weet om wie het gaan.
Ik voel hun verdriet en machteloosheid in deze. In hun positie verplaatsend zou ik ook niet goed weten wat ik in een dergelijk geval moet zeggen. En dan moet je ook nog eens tegen je tranen vechten….
Als het goed is gaat er in ieder geval iemand van de parochie een gesprek met ze aan. Maar of dit ook soelaas biedt weet ik niet.
Afijn dit is mijn verhaal:
De Schande van de Banden
21 December 2011
Is de dag voor mij in deze Winter dat de Lente begint….
Ik huil….
Zijn dit de tranen die de schande en angst van mij afspoelen…???
Mag ik nu vannacht een keer gewoon slapen….???
Mogen vreemden handen mij nu echt aanraken…???
Het is zondag en mijn moeder staat aan mijn bed in haar badstoffen peignoir.
“Schiet nou toch eens op!” zegt ze “je komt zo te laat!”
Ze heeft mij inmiddels nu al drie keer geroepen en ik moet er nu ook echt uit. Want als mijn vader naar boven komt is het niet te best. Die zet zo het bed op zijn kant en dan moet je er wel uit.
In mijn pyjama stommel ik naar de douche. Vanuit de keuken hoor ik mijn moeder weer roepen.
“Opschieten, en niet te lang douchen hoor anders is de boiler veel te snel leeg!”
Ja ja, denk ik met mijn slaperige hoofd. Douchen staat voor mij synoniem voor ontwaken onder de heerlijke warme stralen. Nog even wegdromen. De laatste maanden begint mijn jongenslichaam te transformeren naar dat van een man. Ik inspecteer het haar onder mijn oksels en kijk verwondert naar het bosje schaamhaar bij mijn piemel. Na vijf minuten de eerste koude water stroom. Het signaal van mijn moeder uit de keuken dat ik eronder uit moet. Ik doe de kraan uit en droog mij snel af. Mijn hemd kleeft aan mijn rug omdat ik die niet goed heb afgedroogd. Eigenlijk nog een beetje suf van de slaap en warme douche eet ik aan het aanrecht de boterhammen die mijn moeder heeft klaargemaakt. De grote happen spoel ik weg met lauwe thee.
“Schiet nou toch eens op, het is al tien uur” zegt mijn moeder.
Jaahaa, zeur niet zo denk ik.
“Je moet je haar nog kammen en je tanden poetsen.”
Altijd dat rot haar kammen, in een scheiding. Vreselijk vind ik het. Ik pak mijn jas en loop de tuin in naar mijn fiets. Het is een heerlijke najaarsochtend en ik haast mij naar de kerk. Het dorp slaapt nog. Als ik bij de kerk de deur van de sacristie open, wordt ik direct overvallen door de penetrante geur van oude wierook.
“Goedemorgen” zeg ik tegen de pastoor.
Hij staat met zijn haast gebochelde kromme rug naar mij toe een sigaret te roken. Hij begroet mij vriendelijk, haast vrolijk. Jacob de andere misdienaar komt ook binnen (in verband met de privacy is de naam Jacob fictief). Wij zijn vandaag samen de misdienaars.
Ik zet het mechaniek aan wat er voor zorgt dat de klokken luiden. In mijn hoofd zing ik een liedje.
“Komt allen naar dit huis en hoort het woord van Liefde”.
Een zelf verzonnen wijsje wat lekker meezingt op de cadans van het klokgelui.
Nog even snel mijn lezing doornemen, een laatste inspectie of alles goed zit aan onze toog. Anders corrigeert de pastoor dit maar al te graag even.
De mis begint en alles gaat zoals het hoort te gaan. Zoals gewoonlijk val ik bijna in slaap tijdens de preek.
Na de mis loopt de sacristie vol met allerlei mensen die zichzelf heel belangrijk vinden in de parochie. Het is pastoor voor en na. Het is haast een ballet zoals de mensen om hem heen dansen. Jacob en ik zijn druk aan het opruimen en willen graag naar huis. Als de laatste dansers zijn verdwenen kunnen we ons werk afmaken. En als we klaar zijn staat de pastoor achteloos een sigaret te roken en leunt tegen het oude houten altaar aan wat in de sacristie staat. Als ik mijn jas aantrek vraag hij mij nog even te blijven en biedt mij een sigaret aan. Veertien jaar ben ik en laat mij verleiden door een sigaret.
“De toog die jij vandaag aan had is je te klein” zegt hij, “pas eens even een langere voor me”.
Ik druk de sigaret snel weer uit, want als mijn vader er achter komt dat ik rook krijg ik zo ongenadig op mijn kloten. Ik trek een langere toog aan en laat het hem zien.
“Dat zit niet goed zo” zegt hij en loopt op mij af met een lach.
Hij begint aan mijn toog te trekken om het toonbaarder te maken.
“Ja!” zegt hij zo staat het prachtig, draai je eens om en ik sta met mijn gezicht naar de kledingkast.
“Ja, dat is veel beter. De volgende keer moet je deze maar aantrekken.”
Ik trek de toog over mijn hoofd en plotseling staat hij achter mij. Hij slaat zijn armen om mij heen en houdt mij stevig vast. Ik schrik mij dood en voel zijn rechterhand over mijn tepels glijden terwijl zijn andere hand van mijn billen naar mijn kruis glijdt. De geur van zijn nicotine adem vermengt met koffie hijgt hij als een astma patiënt over mij heen. Ik verstijf volledig en laat hem zijn gang gaan. Mijn hart bonst mijn lichaam uit en ik weet mij geen raad. Hij probeert met zijn tong mijn nek te likken maar ik draai mijn hoofd weg waardoor hij loslaat. Als hij me loslaat kijkt hij mij star en indringend aan. Zo van waag het niet om hier met een ander over te praten.
Zwijgend pak ik mijn jas en loop het trappetje af naar de deur. De frisse najaarswind biedt wat verkoeling. Zo hard als ik kan, fiets ik door het losse grind langs de pastorie en rij naar huis. De motregen spoelt mij schoon. Althans zo voel ik het. Ik voel de vlekken in mijn nek. De tranen vermengen zich met de motregen en als ik thuis in de keuken ben veeg ik met de handdoek mijn gezicht droog.
“Hoe was het?” vroeg mijn moeder en “hoe ging je lezing?”
“Ja, goed” zeg ik.
Mijn hart bonst nog steeds en mijn moeder ziet het.
“Heb je hard gefietst?” vraagt ze.
Ik zeg “Ja, ik had zin in koffie.”
Ik probeer zo ontspannen mogelijk over te komen en babbel vrolijk mee met nietszeggende gesprekken. Als de koffie op is spoed ik mij naar mijn kamer. Ik ga huiswerk maken zeg ik.
Op mijn kamer val ik in de stilte op mijn bed en rol met mijn hoofd in het kussen.
Wat is er allemaal gebeurt? Ben ik soms homo?
Nee, dat kan niet want ik vind meisjes veel te leuk en weet er ook wel raad mee.
Waarom doet hij dit bij mij? Ik loop naar het raam en staar over de vijver. De treurwilg slaat haar takken in de wind op het water. Ik schrik op als de deur open gaat en mijn moeder in de opening staat….
“Ben je al klaar met je huiswerk? Laat mij eens kijken.”
“Nee, ik ben nog niet klaar” ik ga achter het koude stalen bureau zitten. Ik verdrink in mijn huiswerk en doe mijn best om te vergeten.
“Stop het zover mogelijk weg” is het enige wat ik kan bedenken.
“Het is gewoon niet gebeurd” neem ik mij voor….
In de maanden na dit voorval voel ik mij iedere keer erg opgelaten zodra de pastoor ook maar in de buurt bij mij komt. Hij is dan overdreven aardig en stom als ik ben laat ik mij verleiden en rook achteloos iedere keer een Camel sigaret. Nu besef ik mij pas wat dit inhield voor mij. En ik kon erop wachten dat het voorval zich zou herhalen. Ik kon er niet tegen verzetten. Ik was zo vreselijk bang voor als ik het ook maar aan iemand zou vertellen. Hij probeerde bij elke gelegenheid mij af te zonderen zodat hij zich aan mij kon vergrijpen. Ik voelde zijn opwinding tegen mijn rug. Het duurde gelukkig nooit lang, hooguit een minuut. En ieder keer voel ik de walging, schaamte en angst.
Maar ik kan er nergens mee naar toe. Want wie gelooft mij nou. Een mannetje van veertien.
Ik worstel met mijn gevoel van walging dat ik dit toelaat en ben radeloos omdat het gewoon doorgaat en ik het gelaten onderga.
Het is zomer 1982. Ik ben 16 jaar en voel me een hele bink. Ik richt mijn aandacht volledig op de meisjes zodat ik de vernedering van de pastoor niet voel. Ik zing inmiddels in het koor en voel mij daar beschermd door de groep. Zij weten niet dat ik ze daar voor nodig heb om veilig te zijn.
Niet naar de kerk gaan is natuurlijk het beste maar dat is onbespreekbaar voor mijn ouders. Ik mag ook niet stoppen als misdienaar van ze. Dus dat doe ik er ook nog bij. En ja, nog steeds vergrijpt hij zich, zodra er een gelegenheid is, aan mij. De gedachte dat hij zich aftrekt op mij doet mij walgen….
Ik weet het nog heel goed want op een vrijdag avond na de koor repetitie zaten we boven in ons “honk” te drinken en bood de pastoor mij aan om zijn schuurtje te laten schilderen door mij. Zonder dat ik er iets tegen in kan brengen wordt het voor mij geregeld. Vijf gulden per uur. En ik mag volgende week beginnen. Een klus van een week en ik kan er een goed zakcentje mee verdienen.
Ik schuur en schilder en probeer zo goed mogelijk afstand van de pastoor te houden. Gelukkig is hij veel weg overdag en voel ik mij veilig. Tot die ene dag. De dag dat ik mijn onschuld definitief verloor.
Het is half één en de pastoor loopt er wat sjofel bij. Hij heeft duidelijk geen afspraken vandaag.
“Kom je eten?” roept hij naar mij.
Ik pak mijn broodjes en loop de keuken in.
“Was je wel eerst even je handen”, zegt hij nog.
“Is goed, ja” zeg ik hem.
Ik draai de kraan open en was aandachtig mijn wasbenzine handen met zeep. Plotseling staat hij zwaar hijgend achter mij en duwt mij tegen het aanrecht aan. Ik kan geen kant op en met één snelle beweging trekt hij mijn groen Adidas broekje en eigen broek naar beneden. Ik voel zijn ontblote stijve piemel tegen mijn billen en tegelijkertijd duwt hij een vinger in mij. Dit wil ik niet schreeuwt een stem in mij en ik duw hem naar achteren, draai mij om en geef hem een stomp op zijn borst. De pastoor valt met zijn rug tegen de eiken keukenstoel aan. Zo snel als ik kan rits ik mijn pakje brood van tafel en ren naar buiten, waar ik mij verstop. Ik hoor hem mijn naam roepen maar in de wildernis van zijn eigen tuin kan hij mij niet vinden. Ik sluit mijn ogen en voel de woede branden.
“Wat moet ik doen?” vraag ik mij iedere keer op keer af.
Ik kan niet naar huis want het is nog niet klaar hier. En mijn ouders zullen zeker vragen waarom ik zo vroeg thuis ben. Ik prop een boterham in mijn mond en probeer het door te slikken. Het lukt niet. Zo snel als ik slik komt het weer terug. Ik heb ongeveer een kwartier in stilte zitten huilen.
“Ik blijf hier niet langer”, denk ik bij mezelf.
Ik pak mijn fiets en rij naar het bos waar ik als kind zo graag was. Ik ga onder de rode beuk zitten en tel de eenden die in de vijver zwemmen. Maar bij het derde eendje ben ik de tel kwijt en begin ik weer opnieuw. Hier voel ik mij veilig en zit mijn tijd uit.
Als ik naar huis fiets moet ik langs de pastorie. Ik durf niet te kijken, want ik ben zo vreselijk bang dat dit uitkomt en dan krijg ik zo ongenadig op mijn kloten en zal ik voor eeuwig in dit dorp getekend blijven.
Dit was het laatste incident. Vanaf dat moment liet hij mij met rust. Maar ik vertoefde veel en vaak in zijn omgeving. En als er een moment was dan keek hij mij op een manier aan dat ik in elkaar kromp van ellende. Ik wendde mijn hoofd af als hij mij met zijn donkere blik aankeek.
Ik weet zeker dat er meer mensen vanaf wisten. Misschien dan wel niet van wat mij is overkomen, maar wel van zijn seksuele afwijking. Ik hoorde de jongens daar vaak genoeg over praten. Blijf bij hem uit de buurt.
En ik dacht altijd “Ja, jullie hebben makkelijk praten!”
Ik zwijg zolang ik zwijgen moet.
Bang voor de gevolgen, de ontkenning, het stempel van de leugenaar wat men mij zeker zou geven als ik er iets over zeg.
Ik stop het weg, zo ver mogelijk. Maar zodra de ogen van autoriteit mij aankijken voel ik de schande, de angst, de walging en roept mijn hart oproer! Sta op tegen het onrecht en strijd tot ik erbij neerval!
En wat bracht het mij tot op de dag van vandaag, geen ene ruk! Ik kijk vanaf de zijlijn hoe de maatschappij verder gaat, zonder mij. Elke nacht slaap ik licht. Want ja stel je eens voor dat hij de slaapkamer inkomt. Mijn Leave Leaf hield ik altijd maar voor dat ik weinig slaap nodig heb en er tegen kan. Niet wetende dat ik bijna elke nacht die droom heb van die man met die kromme bochelrug die mij vasthoud op het bed en mij bevlekt. Ze schrikt soms zo erg van mijn reacties dat ze er wel eens bang van wordt.
En nu ruim 30 jaar later deed ook ik begin dit jaar mijn verhaal bij de commissie. Ik durfde het eindelijk. Veilig uit mijn oude omgeving in een relatieve anonimiteit. Maar ik hoorde niks meer en berustte maar in de gedachte dat er zoveel zijn dat ik tussen wal en schip was geraakt.
Tot ik de Andere trof. Hij is geraakt door mijn ervaring, inspireerde mijn verhaal hem om zijn verhaal ook bekend te maken. En toen raakte alles in een stroomversnelling. Het bisdom kwam in actie en wees hem uit.
Het onderzoek start en ik voel mij voor het eerst gesteund en gehoord. In gedachten zie ik hem vertrekken met een koffer vol bevlekte kazuifels. De mist in van de winter.
Zie je wel ik ben niet de enige, er zijn er meer. Die de Schande van de Banden al jaren met zich mee slepen en het allemaal op hun eigen specifieke wijze hebben geparkeerd. Zoals ik het parkeerde, wat mijn Leave Leaf zegt. Ik heb het nooit kunnen plaatsen en verwerken. En ik weet bijna wel zeker dat er meer jongens zijn die het ergens geparkeerd hebben. Allemaal omdat zij daar hun persoonlijke redenen voor hebben. Waarbij het woord “SCHAAMTE” de hele lading dekt, denk ik.
Ik hoop zo dat mijn verhaal een aanleiding mag zijn om je te bevrijden van de Schande van de Banden en nodig je uit om ook je verhaal te doen. Zodat deze man, de als pastoor vermomde pedofiel, voorgoed gestopt wordt en verantwoording gaat afleggen voor zijn walgelijk wangedrag.
En dat jij net als ik vrij mag worden!