Jan Willem

verhaal van Jan Willem 20 juli, 1997

Er is bij mij ingebroken,

Er is bij mij ingebroken,

gewelddadig,

heeft men bezit genomen

van mijn teerste ik

Daar zit ik nu

Gevangen met de resten van mijn ik

Wantouwen, sarcasme, minderwaardigheid
hebben ze achter gelaten

en een intens verlangen naar weer geborgen zijn
en in het eigen lijf

in de medemens

Ik probeer mijn levenshuis
Weer op orde te krijgen

Maar het blijft een rotzooi

En nu zit ik hier met mensen
Bij wie ook is ingebroken

Meer dan eens

En nu gaan we de schade opnemen
Zeggen wat er precies is gejat

Wat ze hebben meegenomen
En wat ze hebben achtergelaten

Moet dit helpen?

Dat ik tegen een ander zeg wat de schade is?
Dat weet ik al lang:

de moeite met mezelf, de moeite met de ander.

Ja maar die ander die hier naast mij zit
Kent mijn pijn herkent mijn woede en verdriet

En mijn buurman hier
Kent de diepe schaamte en schuldgevoelens
Als geen ander.

Ja, en als ik hem dan vertel
Van dat vreselijke

Waar je zelf bij was

Wat je hebt toegelaten
En wat ons opzadelt

Met de vraag “waarom liet ik dit toe?”
En hij begrijpt dat

Dan moet dat genezend werken?

Hoe werkt dat in een mensenziel
Is niet onze allerdiepste nood

De menselijke eenzaamheid?
En heeft de inbraak ons niet eenzamer gemaakt
dan wie ook

Al zijn we omringd door vrienden
En wordt nu die eenzaamheid
Niet even opgeheven

Door een lotgenoot die me begrijpt?
Is dat het alleen?

En als ik straks weer buiten sta
Is alles dan weer hetzelfde?

En toch: Er gebeurt iets met mezelf
En wat dat is?

Ik weet het niet!

Is dat praten over wat er is gebeurd
Eigenlijk niet: puinruimen van de rotzooi van de inbraak?

Alsof we in elkaars huizen kijken
En tot de ontdekking komen

Dat we allemaal hetzelfde kwijt zijn
En allemaal verlangen naar hetzelfde?

En nu moeten die woorden
Goed gaan maken

Wat lijfelijk, handtastelijk is gebeurd
En met verbaal geweld is omgeven

Ja woorden kunnen wat
Ongelooflijk veel

Je brengt als ’t ware
Dit vreselijke
Onder woorden
Onder je woorden – letterlijk
En als we samen
Onder woorden brengen
Waarin we deelgenoot geworden zijn
Dan vloeit als het ware
Een milde stroom van begrip en herkenning
Over het gebeurde

’t is net als of de woorden
van de pijn, de woede en het verdriet
iets opzuigen
iets van zijn vernietigende kracht ontnemen

Is dat niet het wonder van ons mens zijn
Dat we in staat zijn
Met de klanken van onze mond
Verbinding te leggen met
mensen en gebeurtenissen?

Waardoor we zelfs wat verkracht
is kunnen ontkrachten

en nieuwe verbindingen
weer kansen krijgen?

Jan Willem

Edit