Kerkelijke dwalingen zijn zaak voor overheid
Frans Jansen e.a.
Slachtoffers van seksueel misbruik binnen r.k. kerk
Binnen en buiten de Nederlandse grenzen is grote beroering ontstaan door de onthullingen over seksueel misbruik en fysiek geweld binnen de rooms-katholieke kerk, en dan vooral binnen de muren van de leer- en zorginstellingen die deze kerk in haar beheer heeft dan wel heeft gehad.
De rooms-katholieke kerk heeft een – weliswaar nog uiterst bescheiden boetekleed aangetrokken en beloofde dat de commissie-Deetman een begin zal maken met het openen van de doofpot waarin de kerk decennia lang haar zonden heeft weggestopt.
Intussen wordt het onderwerp breed uitgemeten in de media. Politici, zorgdeskundigen, geestelijken en slachtoffers verdringen elkaar op het podium voor aangrijpende verhalen. Daarbij wordt omgezien in verbijstering en worden bittere verwijten geuit.
Wij, enkele verontruste slachtoffers, stellen vast dat dit terugblikken, dit vergaren van feiten uit het verleden, nu ook de kernopdracht lijkt te worden voor de commissie-Deetman. Als dat zo is, baart ons dat zorgen.
Op zich is er al iets op aan temerken dat de commissie-Deetman is ingesteld door de kerk zelf, en niet door een onpartijdige overheid. Hoe lang wil de overheid doorgaan met het tolereren van een organisatie die zich buiten, ja zelfs boven de wet stelt? Inmiddels is onomstotelijk aangetoond dat er vele wandaden zijn gepleegd.
Rechtssysteem
We hebben in Nederland een rechtssysteem dat uitstekend geoutilleerd is om onderzoek naar en berechting van deze misdragingen uit te voeren. De scheiding van kerk en staat heeft nog steeds een verlammende invloed op het functioneren van de overheid in dezen. De rechten van de kerk – rooms-katholiek of anderszins – zijn in effect sterker dan de grondwettelijke rechten van het kind op bescherming tegen mis- bruik en fysiek geweld.
Onze zorg
Onze zorg nu, ligt bij de opdracht die de commissie-Deetman meekrijgt. Zij wordt door de betrokken instanties geregeld als verzoenings- commissie omschreven. Men spreekt over het blootleggen van feiten en het ter verantwoording roepen van
daders. Men spreekt over afrekenen en boetedoening en – ten slotte – over verzoening.
Het zijn stappen die gezet moeten worden om tot een verwerking van het verleden te komen. Toch ont-
Verzoening is niet belangrijkste taak voor de commissie- Deetman
breekt in de opdracht van de commissie-Deetman ons inziens het allerbelangrijkste, namelijk de vraag hoe herhaling van deze vergrijpen in de toekomst kan worden voorkomen.
Onze zorg is dat de commissie haar kostbare tijd zal besteden met het eindeloos in kaart brengen van casuïstiek. Maar is het niet veel be- langrijker om te onderzoeken welke mechanismen hebben geleid tot deze misstanden? Het gaat toch veel meer om de vraag waar het systeem faalt? Welke elementen in de leer- /zorginstellingen van de rooms-katholieke kerk dit mogelijk hebben gemaakt of zelfs onbedoeld actief veroorzaken?
Met die informatie kunnen we immers ons voordeel doen over de volle breedte van het onderwijs en de zorg in Nederland. Misdragingen door seksueel gestoorden komen niet uit- sluitend voor binnen de rooms-ka- tholieke kerk en zijn evenmin con- fessioneel bepaald. Seksueel mis- bruik komt helaas overal voor waar (jonge) mensen worden opgeleid, verzorgd of begeleid in een situatie van ongelijkwaardigheid – waar per definitie sprake is van niet-contro- leerbare machtsverhoudingen.
De commissie-Deetman moet de fouten van de rooms-katholieke kerk als opvoeder en verzorger niet alleen ontsluiten door verhalen van slacht- offers te verzamelen, maar ook door de fouten in het systeem te duiden. De commissie kan haar werk dan af- sluiten met concrete aanbevelingen aan de kerk. De kerk kan daarop la- ten zien hoe oprecht haar vertoon van spijt is en of zij bereid is om ook daadwerkelijk concrete stappen naar verandering te zetten – niet alleen in Nederland. De commissie zou daarnaast de fouten in het systeem zodanig moeten blootleggen dat we er maatschappijbreed van kunnen leren. Met andere woorden: de problematiek moet uit de kerkelijke ver- domhoek worden gelicht en moet in haar maatschappelijke context wor- den geplaatst.
Waar de commissie niet al dit onderzoek zelf kan doen, zou ze in ie- der geval op basis van haar bevindingen aanvullende onderzoeksvragen kunnen formuleren. Die kunnen vervolgens door de overheid worden op- gepakt en in onderzoeksopdrachten worden uitgezet. Wellicht dat de overheid langs die weg haar verantwoordelijkheid dan wel zal durven nemen.
Zo zal het werk van de commissie bijdragen aan een veiliger leer- en zorgomgeving voor de kinderen. Want hoewel blootleggen, verwer- ken, berechten en verzoenen nodig zijn, vooral uit respect voor de kinde- ren van toen, moet het de commissie toch vooral te doen zijn om de kinderen van nu en later.
Fons Akkermans, Marcel Hurkens, Frans Jansen, Mark Klabbers, Guido Klabbers, Henri Looymans