Zedenzaken geen issue bij justitie
NRC- 11 maart door Joep Dohmen
Oud-procureur-generaal Steenhuis onderzoekt hoe OM omging met misbruik in katholieke kerk
Kreeg een pleger van seksueel misbruik vroeger een mildere behandeling als hij priester was? Dat is een van de vragen die Dato Steenhuis gaat onderzoeken.
Katholieke priesters, broeders en fraters stonden in Nederland slechts sporadisch voor de rechter wegens seksueel misbruik van kinderen. Het aantal vonnissen na de Tweede Wereldoorlog is gering, net als de strafmaat.
Het Openbaar Ministerie eiste doorgaans werkstraffen, geldboetes of voorwaardelijke celstraffen. Priesters en religieuzen verdwenen nauwelijks achter de tralies. Soms hoefden priesters die bekend hadden kinderen te hebben misbruikt, zelfs niet voor de rechter te verschijnen. Dan werd hun zaak geseponeerd, bleek uit eerder onderzoek van deze krant.
Deze krantenberichten over een mogelijke ‘fluwelen aanpak’ van dienaren van de Rooms-Katholieke Kerk, waren vorige maand voor de Tweede Kamer aanleiding om de top van het OM om opheldering te vragen. Het College van procureurs-generaal heeft nu besloten voormalig collega Dato Steenhuis (67) onderzoek te laten doen naar de manier waarop het OM sinds 1980 zedenzaken binnen de Rooms-Katholieke Kerk heeft afgehandeld. Het onderzoek moet duidelijk maken of justitie priesters en religieuzen milder heeft behandeld dan ‘gewone’ zedendelinquenten.
Komende weken gaat hij, met ambtelijke ondersteuning, naar schatting 60.000 zedendossiers lichten. Daaruit selecteert Steenhuis alle zedenzaken waarbij priesters, broeders, fraters en zusters betrokken waren.
Steenhuis: „Er moet antwoord komen op twee vragen: was er sprake van rechtsongelijkheid en zijn katholieke functionarissen anders behandeld dan gewone mensen? En: kon het OM in redelijkheid tot de besluiten komen die zijn genomen?”
Daarbij speelt een rol hoe de samenleving tegen zedenmisdrijven aankeek?
„Zedenzaken waren in de jaren 80 geen issue binnen het OM. Wij hadden commissies voor drugs, fraude, noem maar op. Maar niet voor zedenzaken. Ik heb het blad Justitiële verkenningen nageplozen. Geen artikel over misbruik te vinden! Het vervolgingsbeleid moeten we dus wel in die tijd plaatsen en beoordelen.”
Hoe moeilijk is het onderzoek?
„Het is de vraag of al die dossiers te achterhalen zijn. Voor de periode na 1990 kunnen we via een computeruitdraai alle zedenzaken traceren. Daarna moet blijken of de achterliggende dossiers er nog zijn. Die hebben we nodig om te beoordelen of het om priesters of religieuzen gaat. Voor oudere zaken moeten we de papieren parketregisters in en naar archieven. Ik ga ook met (oud-) officieren van justitie spreken en met de commissie-Deetman.”
Hoe krijgt u antwoord op de vraag of kerkelijke functionarissen anders behandeld zijn?
„Als ik alle zaken te pakken heb, zal ik moeten analyseren hoe het vervolgingsbeleid ten aanzien van priesters en religieuzen was. Daarnaast doe ik een steekproef onder de andere zedendossiers. Beide uitkomsten kan ik dan met elkaar vergelijken.”
U moet 15 mei uw eindrapport inleveren, lukt dat wel?
„Dat wordt een heel karwei, maar gelukkig heb ik ondersteuning van mensen van het parket-generaal. En ik word bijgestaan door een leescommissie, met strafrechtadvocaat Mischa Wladimiroff en Paul Mevis, hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht.”
Dato Steenhuis (1943) was van 1992 tot 2006 procureur-generaal. Hij kreeg de afgelopen jaren vaker opdrachten van het Openbaar Ministerie.
Zo onderzocht hij in 2008 het zoekraken bij het Amsterdamse parket van het strafdossier van een gewelddadige overval op een discotheek.
In 2009 analyseerde hij de mislukte aanpak van een groep vrouwenhandelaren door het parket Alkmaar
Dit is een belangrijke vraag voor het OM. Maar er in dit verband is er nog een. Had het OM signalen dat kerkelijke functionarissen een omvangrijker risico vormden voor kinderen in hun macht dan andere volwassen misbruikers?
Verder: was kindermisbruik een misdrijf?
Een andere vergelijking die van belang is: Hoe ging RK de kerk om met priesters die sexuele relaties publiek maakten, en hoe ging ze om met kindermisbruikers waarvan de misdrijven alleen binnenskerks bekend waren?
Wanneer ik indertijd door het ingrijpen van een échte Frater, die stond voor wat ie was, ben ik het gaan biechten. Nou, dát heb ik geweten! Daarna ben ik met de moed der wanhoop naar de wijkagent gegaan, “pliesie Van den Broek”, en die zei dat ie me niet zomaar geloofde, en er ook niet mee naar “de Grote Berg” te gaan, omdat ze daar wel raad wisten met leugenaars. Dan kon ik wel eens in het gesticht terecht komen. Duidelijk dus, dat de geestelijken beschermd werden, en daardoor vrij spel hadden.